Twee Fransche Pirandellouitgaven

L. Pirandello: Théâtre Complet. Masques Nus. I. Six Personnages en quête d'auteur. - Chacun sa vérité. Vertaald door Benjamin Crémieux. Ed. de la N.R.F., Parijs, 1925; frs. 7.50.
L. Pirandello: On Tourne. Vertaald door C. de Laverière. ‘Collection de la Revue Européenne’, No. 19; Editions du Sagittaire; S. Kra, Parijs, 1925; frs. 12. -, met portret.

IN de beide tooneelstukken die Pirandello's eersten theaterbundel samenstellen, treffen wij, met een min of meer geaccentueerden glimlach, uitgedrukt de relativiteitsgedachte die den Italiaanschen schrijver zoo lief is: wat is waarheid? is de waarheid niet iets onbereikbaars als abstractie, en daardoor als concretie onbestaanbaar? Wijkt de opvatting der waarheid niet af naar gelang van den aard of het temperament, het geslacht en de ontwikkeling des beschouwers? Is de waarheid wel goed om te weten, gesteld zij zou als realiteit bestaan? Maken zij die haar (uit waarheidsliefde, heet het, doch nieuwsgierigheid en gecamoufleerde tyrannie zijn de ware drijfveeren) ten allen prijze willen ontsluieren en als het ware schaakmat zetten om van haar verlegenheid dan te genieten, zich ten slotte niet noodeloos druk, vergetend onderwijl, dat hun al of niet nobel te noemen hartstocht den opgejaagden mede-

[p. 106]

mensch die de Waarheid schijnt te bezitten, tot een ongelukkig slachtoffer maakt? En, eindelijk, is de Waarheid wel identiek met de werkelijkheid? Neen, zal op deze laatste vraag de ‘Vader’ uit het eerste stuk antwoorden, die ziet hoe zijn eigen levensdrama uit waarheidsliefde op het tooneel tot een fait divers wordt genivelleerd; neen - want de doorleefde werkelijkheid is iets volstrekts en de waarheid niets dan een projectie. Dan zien wij in het tweede stuk, waarvan de intrige zoo ingewikkeld en zoo dramatisch is, dat onnaspeurbare gevoelsdrangen als liefde en consideratie en medelijden een werkelijkheid kunnen doen wáár worden, die in strijd is met de waarheid der logica. Dit alles wordt op zulk een luchtige en levendige wijze gedramatiseerd, dat de glimlachende, niet concludeerende denker ons met de woorden van ‘Le Père’ in het eerste en van Laudisi in het tweede stuk, op de alleraangenaamste wijze aan zijn zijde weet te scharen.

On Tourne - lijvige roman uit het filmacteursleven, dagboekbladen van den operateur Serafino Gubbio, die den vakbijnaam van ‘On tourne’ draagt en een voortdurenden strijd voert tegen zijn menschelijke nieuwsgierigheid, zijn medelijden, zijn gevoel, kortom, die ambtshalve niet méér mag zijn dan ‘een draaiende hand’. Men verwacht van hem slechts, dat hij zijn toestel goed weet te hanteeren en dat hij zich er rekenschap van geeft, dat een door zijn schuld verknoeide film noodeloos weggegooid geld beteekent. En hoe zwaar is die strijd, die zijn persoonlijkheidsverlies ten doel heeft, die hem moet ontdoen van wat zijn arme, wijsgeerige vriend Simon Pau zijn superflu noemt, het overtollige in den mensch, nl. zijn mensch-bewustzijn. Zwaar vooral voor een Gubbio, die van zooveel akeligs, zooveel verborgen leed getuige is, zooveel lijden om zich heen ziet, en zijns ondanks schier meegesleept wordt, als getuige en vertrouweling, in een diepschokkend hartstochtsdrama: de ongelukkige liefde van baron Aldo Nuti voor de gevaarlijke actrice Nestoroff, die reeds zoovelen, en ook Nuti's zwager Giorgio Mirelli, die Gubbio's leerling en vriend was, ten grave sleepte. Door die liefdesgeschiedenis heen strengelt zich, even realistisch als zinnebeeldig, de intrige bij de Kosmograph-Maatschappij, waar een gevaarlijke film wordt voorbereid, die een gevecht met een echte tijgerin verbeeldt. Door demonische berekeningen slaagt la Nesteroff erin, de rol die haar huidigen minnaar, Carlo Ferro, was toebedacht, te doen vervullen door Nuti, - die incarnatie van haar wroeging, wiens tegenwoordigheid haar onduldbaar is en die dan ook werkelijk ten slotte door het wilde beest verscheurd wordt. Maar het belang van al die dooreengevlochten spannende verhalen - en er zijn er méér: het leven en sterven van den ouden violist, het huwelijkslijden van den zwakken, te goedhartigen dokter-acteur Cavalena, het avontuur van den ijdelen sterrekundige, Senator Zeme, die in een zgn. wetenschappelijke film optreedt - verbleekt achteraf bij het schitterend, overal kwistig aangebrachte licht der wijsgeerige beschouwingen van den auteur zelven, en die bijkomstigheden maken van het boek juist iets zoo geheel bizonders. Pirandello wijst ook op de gevaarlijke opperheerschappij van techniek en geleerderigheid, van hyperintellectualisme in het leven van den modernen doorsneemensch, en betreurt, dat het alzijdig geronk van het gemotoriseerde leven het zachte, maar belangrijker kloppen van het hart overstemt.

En bij zijn bovengenoemde tooneelstukken sluit On Tourne aan, door de erin onderstreepte minachting des schrijvers voor de Waarheid, die, indien wij haar werkelijk konden concretiseeren, zooals de verpersoonlijkingen der dichters dat zoo onschuldig doen, en haar zouden vragen wie zij is, - ons wijselijk zou antwoorden: ‘Ik ben wie ieder uwer meent dat ik ben ...’

M.J. PREMSELA