[p. 121]

Van achter de schermen

I. Cor van der Lugt Melsert

HET ligt in de bedoeling van de redactie van ‘Den Gulden Winckel’ om in de volgende nummers telkens een onzer bekende tooneel-figuren aan het woord te laten komen. De serie wordt geopend met Cor van der Lugt Melsert, directeur N.V. Ver. Rotterd. - Hofstad-tooneel.

* * *

 

Een brief van mij; een telegram van van der Lugt. Den volgenden morgen was ik op zijn kantoor. Ik zit tegenover hem. Hem beschrijven hoef ik niet. Men kent zijn gelaat en stem; de laatste merkwaardig zacht, maàr overtuigend. Na een kort inleidend gesprek, krijgen wij het over het succes dat doorgaans buitenlandsche spelers in ons land hebben. ‘Weet u wat het is? De buitenlanders komen hier met hun glans-rollen. Zij hebben het onschatbare voordeel dat ze een ‘verstaanbare menschentaal’ spreken. Moissi, indertijd ook o.a. Kainz, halen een rol naar zich toe. Men ziet altijd weer dezelfde. Dat kunnen wij niet doen. Het zou de menschen hier, waar wij zooveel rollen per jaar spelen, op den duur gaan vervelen. In de groote steden van 't buitenland komt er genoeg publiek om dit te kunnen risqueeren.

Stel je eens voor dat wij naar 't buitenland gingen met een Hollandsch stuk, laten we zeggen iets van Frans Mijnssen! We hebben laatst wat van hem gegeven: ‘Hun eerste Thuis’; ook jaren geleden, toen ik zomers nog in den Tivoli schouwburg speelde in Rotterdam, hebben we zijn ‘Doode Man’ gebracht. Ik was er in het begin wat bang voor, vreesde dat het groote publiek het niet aanvoelen zou. Mijnssen's werk is zoo fijnzinnig en verstild. Maar goddank àlles is toch over het voetlicht gekomen. En de menschen luisterden ademloos.

Maar ik geloof toch niet dat deze ìn-Hollandsche stukken het buiten Holland doen zouden. Eigenlijk kun je dat van een stuk, ook in ons eigen land, nooit zeggen. De man die zooiets zou kunnen profeteeren moet nog gevonden worden. Ik ben nou toch al jàren lang directeur, en er zijn zoo door den loop der tijden heel wat stukken door mijn handen gegaan’, - van der Lugt wees op een respectabele stapel, die op een der stoelen lag - ‘dàt b.v. mag ik in mijn vacantie doorwerken; maar altijd verwondert het je weer, dat je er met je oordeel soms zoo vlàk naast zit. Ik heb b.v. meer dan eens ondervonden hoe een stuk, dat bij lezing door de acteurs slècht wordt gevonden, het juist bij het publiek doet. Men weet wel dikwijls dat er in bepaalde stukken elementen voor succes zitten, maar daaruit conclusies trekken, blijft risquant.

Acteur, in Holland bij uitstek, is geen gemakkelijk beroep. Je moet je er met hart en ziel op toeleggen. Ik verbaas mij er dikwijls over dat vele spelers hun werk doen met zoo weinig liefde. Ik denk dan altijd: ‘Juffrouw of meneer, u staat hier toch uit roèping, niet waar? Anders kunt u uw brood makkelijker verdienen met borden-wasschen’. Een Hollandsch acteur moet eigenlijk àlles kunnen en veel verschillende genre's spelen. Het publiek kent Parijs, Londen, Berlijn. Ze hebben daar dikwijls de stukken al gezien vòordat wij ze brengen. Ik vind het persoonlijk zèer verkeerd om als regisseur of acteur de een of andere buitenlandsche opvoering bij te wonen. Wat heb je er zelf voor innerlijke voldoening van wanneer je een rol nà-speelt? Alles zèlf creëeren!

En als je dan eindelijk de hand gelegd hebt op een stuk, dan krijg je eerst de moeilijkheden die je regisseurs- en directeursschap meebrengen.

Als men in Londen een nieuw stuk geeft, dan wordt het zoo'n zes, acht maanden achterèen gespeeld. Men kan het monteeren zooals men wil, etc. Maar wij? Wij moeten er rekening mee houden, dat de monteering zòodanig is, dat we 't morgen in Maastricht en overmorgen in Groningen kunnen spelen. Dat de changementen niet te lang duren, etc. Laatst woonde ik een opvoering bij, waarbij tusschen het eerste en tweede bedrijf 27 minuten gepauseerd werd! Er zijn duizenderlei moeilijkheden te overwinnen. Een Engelsch stuk moet men Engelsch, een Fransch Frànsch spelen. En dan de risico als directeur van een gezelschap. Wanneer een stuk vàlt! De auteur krijgt tenminste altijd nog zijn auteurs-rechten. Denk eens even, àl die repetities voor niets, allicht heb je toch zoo'n avond een f 500. - kosten, ik spreek dan nog niet eens van huur, décor, aankleeding.

[p. 122]



illustratie
Mevrouw A.v.d. Lugt Melsert en Cor v.d. Lugt Melsert in ‘De Nieuwe Heeren’.

De meeste directeuren schelden den laatsten tijd vreeselijk op de hooge stedelijke belasting, en wijten dàaraan hun fiasco. Nonsens! Natuurlijk, het is niet prettig 10, 15 of 20% te betalen, maar het is nòoit prettig belasting te betalen. Dat weet je van te voren als je een tooneel-bedrijf begint; daar dient men van te voren rekening mee te houden. Begin er anders niet aan. En het zit hem ook niet in de hooge entrée prijzen. Onze prijzen zìjn niet hoog. Ik ben onlangs in Berlijn geweest om er even uìt te zijn, maar ben geen ènkelen avond onder f 7. - in den schouwburg gekomen. Londen is berucht duur, en Parijs? Ja, voor ons Hollanders momenteel goedkoop, maar voor den Parijzenaar?



illustratie
Mevrouw A.v.d. Lugt Melsert en Cor v.d. Lugt Melsert in ‘De man die de klappen krijgt’.

Je moet als directeur natuurlijk altijd zorg dragen dat je een afwisselend répertoire hebt. Het gebeurt daardoor dikwijls dat ik b.v. in acht dagen acht verschillende rollen speel. Wij hebben op ons répertoire zoo'n negentig stukken, goede en soms ook minder goede.

Ikzelf heb betrekkelijk weinig stukken gezien, omdat, zooals ik u al zeide, ik zoo weinig mogelijk mijn werk wil laten beïnvloeden. Indertijd, toen ik ‘Lente’ gaf van Wedekind, deed zich iets aardigs voor.

Ik had, ondanks al de narigheid en ellende die in het stuk voorkomt, den nadruk gelegd op het idyllische element en nogal het een en ander gekapt. Na de première kreeg

[p. 123]

ik een brief van iemand die mij verweet dat ik ‘verfatsoenlijkte’ Bühne had gegeven. Maar hij wist niet dat Wedekind zèlf later een Bühnenbearbeitung had geschreven, welke mij ter hand was gesteld. Als belangrijke stukken door mij geregisseerd herinner ik me ‘Julius Caesar’, dat ik ruim

illustratie
Mevrouw A.v.d. Lugt Melsert en Cor v.d. Lugt Melsert in ‘Boefje’.

40 maal voor uitverkochte zalen in Rotterdam vertoond heb, ‘Als de Ster bleef stille staan...’, ‘De man die de klappen krijgt’, ‘Het leven dat ik je gaf’, ‘Loulou’, ‘Uitvaart’ etc.

Mijn opvatting van tooneelspelen? Men zegt altijd dat een acteur bóven den text moet staan. Het is een uitvlucht, omdat hij niet sterk genoeg is er in te staan. Dit lijkt mij voor goed spel, en zeker in onze moderne stukken, een vereischte. Hoe kan men ooit het publiek bereiken, indien men zèlf niet ontroerd is, indien men niet in de rol leeft. Dan zal een opvoering ook nooit vervlakken. Dan zal zelfs een 200ste opvoering van een stuk steeds frisch blijven. Als je maar voèlt wat je gaat zeggen. Het gebeurt me dikwijls dat ik bij mijn opkomen bàrst van de hoofdpijn, dat ik bij mijzelf denk: ik zal blij zijn als het weer afgeloopen is. Maar gèk, zoodra ik op het tooneel sta, komt dat ondefinieerbare over me, ben ik in de sfeer opgenomen.

Nieuwe plannen? Natuurlijk, véle, maar eerst ga ik een tijdje rusten. Dan brengen we in het nieuwe seizoen o.a. een stuk van Pirandello ‘Zoo is het... is het zoo?’, een stuk van den schrijver van ‘Nju’, ‘Meneer en Mevrouw Dinges’, een vertaling van ‘Monsieur et Madame Un Tel’, dat de Franschen hier hebben gespeeld, en ook een Hollandsch stuk, van Alie Smeding: ‘Het prinsesje van het groene eiland’, dat op Marken speelt... Hè, half twàalf?! Ik had om elf uur op de repetitie moeten zijn!’

 

JAN R.TH. CAMPERT