Piet Mondriaan
De jazz en de Neo-plastiek
La culture ancienne est la culture de la forme. La culture nouvelle est celle de la proportion universelle.
Mouvement dans tous les domaines. Le Jazz et le Néo-plastique comme symptôme de la culture nouvelle.
?
Die alte Kultur ist die Kultur des Formes. Die neue Kultur ist die Kultur universeller Proportion.
Bewegung auf allerlei Gebiet. Die Jazz und die Neo-Plastik als Symptome der neuen Kultur.
?
The ancient culture is the culture of the form. The new culture is the culture of universal proportion.
Movement on every plane. The Jazz and the Neo-Plastic as symptoms of the new culture.
Vreemd te midden van melodie en vorm die ons omringen, verschijnen Jazz en Neo-plastiek als uitingen van een nieuw leven. Zij brengen die blijheid en tevens die ernst tot uiting, welke de uitgeputte vormcultuur vrijwel mist. Zij verschijnen tegelijkertijd met andere bewegingen op allerlei gebied die met individueelen vorm en subjectieve emotie pogen te breken: niet meer als ‘schoonheid’ maar als ‘leven’, gerealiseerd door enkel rythme, dat eenheid bouwt door niet gesloten te zijn. Vele bewegingen zijn zelfs voorgegaan vorm op te heffen en een meer vrij rythme te scheppen. Op het terrein der kunst gaf het Futurisme den grooten stoot. Het Cubisme voerde de schilderkunst tot verbreken van vorm en tot andere ordening. De schilderkunst had, door minder gebonden door vorm te zijn, de groote mogelijkheid dit consequent door te zetten tot in het Neo-plasticisme: een nieuwe ordening door nieuwe middelen. De letterkunde daarentegen ondervond de gebondenheid door het woord en de zin. Als ‘kunst’ was het haar evenwel mogelijk tot zekere hoogte beelding van enkel rythme te worden. Door uitsluiting van de logica - hetgeen redelijke letterkunde tot onzin maakt maar wat in kunst zeer goed mogelijk is - werd vorm verbroken, opgeheven en het rythme bevrijd.
Evenwel bleef het woord of de zin, evenals in het Cubisme de vorm, een individueele beteekenis handhaven. Wordt deze opgeheven door het woord tot enkel klank te reduceeren, dan verliest de letterkunde haar eigenlijke beteekenis en komt op het terrein der muziek.
Hetgeen verdere consequentie tegenhoudt. De muziek heeft eveneens op haar gebied gelijke invloed van den tijdgeest ondergaan en gelijke hervormingen getoond. Maar zij kwam niet tot de consequentie van de schilderkunst door vasthouden aan conventioneele principes en de bestaande instrumenten. Bij andere opvatting en techniek zou ook de muziek zich zuiver beeldend hebben kunnen uitdrukken (zie Neue Gestaltung, Bauhausbücher No. 5). Hoe meer een kunst gebonden is door vorm, hoe minder zij tot universeele beelding, d.i. de nieuwe ordening, kan komen. Zoo is het logisch dat het leven zelf niet dan zeer moeielijk zuiverheid en universeele ordening benaderen kan. Het leven stelt zich echter àl meer en meer tegenover de materie en wordt àl meer en meer abstract beleefd. Al meer en meer wordt dus, hetgeen in kunst bestaan kan, ook in het leven mogelijk. Het leven gaat den weg der bevrijding van den druk der materie door zich als cultuur voort te zetten: tot deze rijpt tot een nieuwe cultuur.
De Jazz - die zich van muziek-conventie losmaakte - realiseert reeds bijna enkel rythme. En dit door toonverdieping en tegenstelling. Het rythme zelf geeft reeds de illusie ‘open’ d.i. vrij van vorm te zijn. De Neo-plastiek daarentegen toont het rythme vrij van vorm: als universeel rythme. Daar de Neo-plastiek de realiseering is van de principes der Neo-plastische schilderkunst in al wat ons als constructie omringt, houdt zij reeds een begin van realiseering in het leven van een nieuwe, meer universeele ordening in.
De Neo-plastiek is dus van cultureel belang. Want de realiseering in de materie is overtuigend. Reeds lang is op het terrein der intuitive en redelijke wijsheid de idee-universeele ordening ‘geformuleerd’. Maar eerst in onze dagen is de idee bewust geworden in de tijdgeest en vertoont zich in de collectiviteit. Ook het feit der materieele realiseering verschijnt eerst heden. Zuivering en ordening op velerlei gebied is reeds tot stand gekomen. Veel mislukte door gemis aan cultureele verdieping, die de nieuwe levensordening moet voorafgaan. Omdat door de ongelijkheid der individuen de verdieping ongelijk is, zal in het leven voorloopig slechts een groep de uitdrukking der nieuwe cultuur kunnen zijn. De massa komt achteraan: zij gaat voort zich te cultiveeren. Het is logisch, dat zij de oude cultuur vasthoudt en zich verzet tegen de nieuwe.
Het universeel rythme der nieuwe cultuur is de uitdrukking van volmenschelijk leven. Het universeel rythme in diepsten zin is in onze wereld niet te realiseeren. De oude cultuur heeft dit getracht en daardoor scheiding gemaakt tusschen natuur en geest; het leven verdeeld in materieel en geestelijk leven. Of, de onmogelijkheid der realiseering van het diepst universeele inziende, zich op materieel leven alleen geconcentreerd. De oude cultuur was niet rijp voor eenheid der dualiteit.
De verschijnselen in het leven die op cultureele rijpheid wijzen zijn nog wel onklaar en schaars en de bewuste mentaliteit is moeilijk te controleeren. Maar verschijnselen die zich voor het eerst in de geheele cultuur nu eerst toonen zijn niet te loochenen. Het feit dat de kunst na met vorm gebroken te hebben haar einde nadert en gereed staat in het leven zelf over te gaan is een der onloochenbare verschijnselen van rijpende vormcultuur.
Zoo toont alles, dat er thans een keerpunt in de menschelijke cultuur is aangebroken. De mentaliteit toont duidelijk dat voor haar ‘vorm’ afgedaan heeft. Hetgeen inhoudt, dat het bindende van vorm niet meer gezocht wordt hoewel men voortgaat vorm materieel te vervolmaken in zoover dit noodig is. Op moreel gebied staan we dus aan het eind der vormcultuur, dus aan het begin van een nieuwe cultuur. Deze kan niets anders inhouden dan de cultuur van hetgeen onbewust door vorm tot uitdrukking gekomen is, n.l. verhouding. De cultuur van verhouding zal voeren tot universeele verhouding, daar deze verhouding alleen alle vorm volkomen opheft.
De overgang van kunst in leven zien we ten duidelijkste in Jazz en Neo-plastiek. Zij zijn
wel uitingen op het terrein van het zicht- en hoorbare alleen, maar dit terrein is thans zoo innig met het leven zelf verbonden dat het toch concreet voor ons is.
Jazz en Neo-plastiek zijn uiterst revolutionaire verschijnselen: zij zijn destructief-constructief. Zij verwoesten den eigenlijken inhoud van vorm niet: zij verdiepen slechts vorm om hem hierdoor op te heffen tot een nieuwe ordening. Zij verbreken het bindende van ‘vorm-als-afzonderlijkheid’ om universeele eenheid mogelijk te doen zijn.
De syncopische Amerikaansche- of neger Jazz is vrij algemeen bekend, hoe zeldzaam zij ook is. Groote Amerikaansche en Europeesche Jazz orkesten kunnen we hooren door de gramaphoon. En in de ‘bar’ vindt men eveneens de Jazz. De zuivere Neo-plastiek daarentegen is slechts hier en daar bij benadering gerealiseerd. Haar inhoud is echter genoegzaam te kennen uit de Neo-Plastische schilderkunst die reeds vrij bekend is. Den aard en de uitgestrektheid der realiseering doet weinig ter zake. Het essentieele is het feit, dat zij gerealiseerd is en dat zij de uitdrukking is van een groep, die haar bewust aanvaarden of scheppen voorzoover de levensomstandigheden het mogelijk maken.
Met de vormcultuur eindigt ook de psychologie van den vorm. De vorm opgeheven, is het wezen der dingen èèn. De mensch leeft niet langer in een wereld aan zich en voor zich, maar in de wereld: is deel ervan, inderdaad. Opgelost en toch actief. De mensch is niet langer een machine, maar bewust volmenschelijk ‘mensch’. Hij gebruikt de machine. Hij is niet misbruikt door de machine, zooals thans. De machine houdt niet de nieuwe cultuur in. Zij is een der middelen waardoor de rijpende vormcultuur werkt - tijdelijk eenerzijds ten kwade, anderzijds ten goede - in lijn van cultuur beiderzijds ten goede. De machine veralgemeent, zooals het militairisme veralgemeent. Het kan het individueele verminderen - het kan het ook dooden. Gebruikt als thans wordt het niet er door opgeheven. Het rythme der machine is dat der herhaling: de inhoud van het rythme der natuur. In de natuur is dit rythme op zijn plaats, in het volmenschelijk leven niet. Was het natuurlijk rythme ook het menschelijke rythme, dan was de mensch òf een hoogere diersoort òf hij stond als dualistisch wezen, half natuur en half niet-natuur op deze wereld: onevenwichtig. De mensch als dualistisch wezen zou nooit tot volmenschelijkheid kunnen komen. De ‘mensch’ heeft een hem eigen rythme. Hij stelt dit rythme tegenover dat der natuur en schept zich een eigen omgeving - tegenover de natuur. - Het rythme der machine mag versneld zijn: het is niet veranderd. Versnelling van rythme zonder tegenstellende verhouding in het rythme is verwoestend. De nieuwe cultuur zal de machine op de juiste wijze in haar rythme opnemen. De geperfectioneerde machine is in de nieuwe cultuur onontbeerlijk, evenzeer als het gesublimeerde physiek van den mensch.
De psychologie van den vorm is de psychologie van den mensch. Zoo toont zich de eenheid physiek-geest. De psychologie van den vorm is zuiver, omdat vorm rechtstreeks ‘beeldend’ is. Zij is mogelijk, omdat de meest uiterlijke vorm te verdiepen is. Door zuiver objectief zien, d.i. zonder inmenging van subjectief gevoel, zou vorm volkomen te kennen zijn. Zoo kan reeds de mentaliteit der nieuwe cultuur, waarin verdiept gevoel en bewustzijn (verstand) in gelijkwaardige verhouding zijn, vorm onderscheiden, vorm verdiepen en vorm opheffen. De mentaliteit der nieuwe cultuur is zelf gevormd door verdieping. De oude cultuur heeft deze verdieping bewerkt. Ook verdieping van het physiek. Was dit zoo niet, dan zou bij verdieping van het innerlijke volmenschelijkheid niet mogelijk zijn. We zijn volmaakt natuurlijk geweest: we moeten volmaakt menschelijk worden. We zien in lijn van lange cultuur het physiek minder ‘physiek’ worden, zonder daarom te verzwakken, en het niet-physiek tot bewustheid komen.
De menschelijke evolutie zien we door de cultuur onwrikbaar voortgezet. De cultuur gaat met kronkelpaden soms maar dwaalt nooit. De mentaliteit dwaalt echter dikwijls. Zoo
is gedurende de oude cultuur gedacht dat volmenschelijk leven op deze wereld te bereiken is door samengaan van volmaakte natuurlijkheid en volmaakte geestelijkheid. Zoo heeft men beide gezocht....te vergeefs. Afgezien nog van het feit dat het natuurlijke over het algemeen zich niet meer volmaakt vertoont, kan het geestelijke zich nooit volmaakt vertoonen, omdat het zich veruiterlijken moet om zich te realiseeren. Veruiterlijking is, van af het geestelijke gerekend, degradatie. Het kan dus nooit met het volmaakt natuurlijke in gelijkwaardige verhouding komen.
In aanvang van de cultuur is het natuurlijke, zoo niet volmaakt, toch domineerend in de mentaliteit en het geestelijke onbewust. We zien het in beelding. In vorm is geen gelijkwaardige tegenstelling van het een en het ander. De vorm moet gereduceerd worden tot tweeheid van stand van de rechte lijn om evenwicht te realiseeren.
In de mentaliteit moet dus het domineeren van het natuurlijke verminderen. Want de mentaliteit bestaat door physiek en geest. Het physiek zal dus anders moeten worden. En het geestelijke zal tot bewustheid moeten komen. De cultuur schijnt dus in tegengestelde richting te gaan: vermindering van physiek, vermeerdering van geest. De vermindering van physiek is echter een creatie van een ander physiek: geen verslapping. Zij zou een verfijning genoemd kunnen worden als ook dit geen misverstand kon geven. Hoe dan ook, het physieke moet zijn volle functie behouden om één te kunnen zijn met den bewusten geest. Zoo zal de cultuur in zekere periode volkomen eenheid bewerken, de gelijkwaardigheid van physiek-geest volmenschelijkheid mogelijk maken en daarmede evenwicht in het reëele leven.
Door vorm wordt het bizonder karakter van elk ding bepaald. Het ‘beeldt’ zich, 1e door den aard der oppervlakte, 2e. door de kleur hiervan, 3e door de verhouding van stand, 4e door de verhouding van maat. De beeldende uitdrukking van vorm is bepaald: onveranderlijk, buiten tijd gerekend. In tijd is alles veranderlijk. Buiten tijd is alle vorm even schoon. In tijd is er verschil in graad van schoonheid: is er zelfs leelijk en schoon. Buiten tijd is alles goed: in tijd is goed en kwaad. Buiten tijd is de moraal onveranderlijk. In tijd is de vorm der moraal veranderlijk. Buiten tijd is de psychologie onveranderlijk. In tijd verandert de mentaliteit, dus de psychologie wijzigt zich. Zoo kan, in vormcultuur, de moraal op de psychologie van den vorm gebaseerd worden, zooals Richet haar op de psychologie gegrond heeft. Maar dan komt tevens aan het licht, dat de basis niet onveranderlijk is, zooals de oude cultuur gedacht heeft. In de nieuwe cultuur wordt de vorm opgeheven, dus de oude moraal eveneens. De nieuwe cultuur zal echter niet zonder moraal zijn. De nieuwe moraal zal gebaseerd zijn op universeele verhouding.
Tijd is cultuur: in de loop der cultuur verandert de vorm. Vormen veranderen in verschillend tempo. Zoo komen de vormen in verschillende, dus in onevenwichtige verhouding, tegenover elkaar gedurende de vormcultuur. En niet voor een veelheid van vorm gelijkelijk verdiept is en dus evenwichtige verhouding ontstaat, is er mogelijkheid tot vormopheffing in die veelheid. Dan verschijnt de nieuwe cultuur.
De physionomie en psychologie van den vorm zijn bekend en erkend. Elke vorm, elke lijn, elke kleur heeft zijn eigen karakter en beteekenis. De physionomie behoeft zich niet tot het gelaat alleen te bepalen. We kunnen als physionomie de meest uiterlijke verschijning van elken vorm, in de geabstraheerde vormen de psychologie van den vorm bestudeeren. Hoewel deze toch ook uit den meest uiterlijken vorm te kennen is. De physionomie geeft meest aanleiding tot dwaling. In den natuurlijken vorm is òf veel vergroeid òf zij is niet ontwikkeld. Zoo kan schoonheid veroorzaakt zijn door eigenaardig standhouden der natuur, die haar volmaaktheid soms voortzet ondanks allerlei uiterlijke of innerlijke invloed. En toch, indien we slechts zuiver konden zien, ook zonder beïnvloed te zijn door conventioneele begrippen, zou elke vorm ons zijn inhoud zeggen. Hoewel physionomie en
psychologie tot de oude cultuur behooren zijn zij thans nog noodig om de nieuwe cultuur voor te bereiden. Ook om deze als logisch te doen zien. De verschillende graden van vormverdieping beelden de menschelijke evolutie. Zoo is de studie van den vorm thans van belang waar zij in de nieuwe cultuur zelf van geen belang zijn zal. In den loop der nieuwe cultuur zal langzamerhand alle gefilosofeer zoowel als alle kunst overbodig worden. De gerijpte mensch zal volgens zijn intuïtie kunnen leven: in de eenheid van verdiept gevoel en verstand is alle ‘denken en voelen-in-vorm’ opgeheven.
Veel modernen plaatsen zich nu reeds op dat ontwikkelingspijl: het is te vroeg. Er moet, helaas, nog gefilosofeerd, nog kunst gemaakt worden....in vorm gedacht en gevoeld.
De Jazz en de Neo-plastiek scheppen reeds een omgeving waar kunst en filosofie opgaan in rythme dat geen vorm aanneemt, dus ‘open’ is.
Thans vinden we de verdieping van het innerlijke en uiterlijke bijna altoos gescheiden. We zien in eenzelfde wezen het niet-physiek al meer en meer bewust worden maar de cultuur van het uiterlijk zich niet vertoonen. In een ander zien we de cultuur van het meer uiterlijke maar zonder cultuur van den geest. Er is dus geen evenwicht in elk wezen zelf en in de onderlinge verhouding. Zoodat momenteel het universeel rythme niet geleefd kan worden.
Op geestelijk gebied mist men de directe contrôle op vormverdieping en vormopheffing welke op wereldsch terrein zich klaar beeldt. En zoo zal hetgeen op wereldsch terrein thans door vormcultuur bereikt is van grooten invloed kunnen zijn op geestelijk gebied, zooals dit zijn invloed op wereldsch gebied heeft.
In de wereldstad is, onbewust, door de eischen van den nieuwen tijd een vormopheffing bereikt welke de oorzaak is van het open rythme dat de wereldstad ademt. Het is er ontstaan door constructie op allerlei gebied, door verlichting en reclame. Hoewel het rythme onevenwichtig is geeft het reeds de illusie van universeel rythme. Het is zoo sterk dat het oude rythme verdrongen wordt. Kathedralen, paleizen, torens bestaan er niet meer door. Het geluid der vervoermiddelen enz. houdt tegenstellende verhouding in, waar het carillon het rythme der herhaling is. De nieuwe cultuur wordt hier onbewust opgebouwd. We moeten helaas nog een tijd door klokgelui en zooveel andere uitingen aan de oude cultuur herinnerd worden.
De wereldstad toont echter ook zicht- en hoorbaar in haar rythme den druk van den arbeid. Men voelt de ongelijkwaardige tegenstelling van geforceerden arbeid en vrij zijn. Men voelt den strijd om het bestaan: deze tragiek der onevenwichtige verhouding van materiaal en moreel. Door materieel en moreel gelijkwaardig tegenover elkaar te plaatsen zal de nieuwe cultuur een geheel andere wereldstad scheppen, en tòch met de middelen die de oude cultuur nu verkeerd gebruikt. Een ander rythme, visueel en hoorbaar zal er het gevolg van zijn: de tragiek zal verdwijnen. Reeds thans is deze in de wereldstad aanmerkelijk minder dan op het land, in het dorp of in de kleine stad: louter door opheffing van vorm. Op het land en in kleine plaatsen domineert de ‘vorm-als-afzonderlijkheid’ en in alles overheerscht het natuurlijke.
De Jazz kent den druk van den arbeid niet. Het orkest werkt als spelende. En zoo vinden we in de ‘bar’ reeds de illusie van wat de nieuwe cultuur, op andere wijze en gesublimeerd, zal inhouden. De druk van den arbeid zal er niet gekend worden, evenmin als thans in de bar. In de bar is die kinderlijke beleving, welke de tegenwoordige maatschappij-menschen in al hun gewichtigheid ten eenenmale missen. En deze zijn alreeds minder ‘gewichtig’ dan hun voorgangers. Zij scheiden blijheid en ernst. Zij denken met een glimlach te moeten dansen en ze kijken ernstig als ze zaken doen. In de bar is blijheid en ernst één. Er is evenwicht omdat alles het rythme volgt. Er is geen leegte, geen verveling: het
P. MONDRIAAN
NEO-PLASTISCH SCHILDERIJ
rythme vult alles zonder nieuwen druk te scheppen: omdat het niet tot vorm komt.
In de bar is niets wat aan het oude bindt indien slechts de Charleston zicht- en hoorbaar is. Constructie, verlichting, reclame werken zelfs in hun onevenwichtigheid mede om het rythme der Jazz aan te vullen. Al wat leelijk is wordt door de Jazz opgeheven en door het licht. Ook de zinnelijkheid is opgeheven.
Zinnelijkheid ontsluit, na in vorm gebonden te hebben. Zoowel als geestelijkheid. Het een en het ander heeft dezelfde aktie op ander terrein. De meest verdiepte zinnelijkheid is geestelijkheid, en de bewuste geestelijkheid toont zich zinnelijk. In de bar is de zinnelijkheid niet voldoende verdiept: zij komt aan verfijning en niet aan vergeestelijking toe.
Zoo is het in hoofdzaak de Jazz die in de bar het open rythme schept. Zij verbreekt. Al wat zich ontsluit heeft een verbrekende aktie. De verbreking bevrijdt het rythme van vorm en daarmede van zooveel wat vorm is maar nooit als vorm wordt beschouwd. En zoo ontstaat een sfeer van rust voor degeen die vrij van vorm wil zijn.
Alles beweegt in de bar en is stil te gelijkertijd. Voortdurende aktie beteugelt de hartstochten. De flesschen en glazen op en in het buffet staan stil en bewegen in kleur en klank en licht. Zijn zij minder schoon dan de kandelaars van het altaar? Zij hebben éénzelfden abstracten vorm gemeen: waarin de hoogte domineert over de breedte. De dansenden met maskergelaat bewegen en zijn stil. Geen plaats meer voor bizondere gevoelens. Het maskergelaat en de kleeding is ook cultuur. Maar in de bar toont zich het gemis aan cultuur van het diepere innerlijk. In de bar houdt de bizondere voorkeur op: er zijn vrouwen en mannen. En allen dansen goed: zijn deel van één rythme. De drank krijgt hier een andere beteekenis: is niet meer om de drank. De dans is niet om de vrouw. Geen plaats voor zakendoen, politiek, geldbezit. Dit heeft een ander rythme. Een rythme dat gesloten is. In psychologie van den vorm is het gevormd door een veelheid van de schuine lijn: strak, maar onevenwichtig; onrustig, toevallig. Het is het natuurlijke rythme op andere wijze: zonder spelingen der ronde lijn. Het is zelfs vijandig aan het natuurlijk rythme, dat het vloeiende niet uitsluit. Dit laatste is meer na aan het rythme der subjectieve gevoelens: dat der ronde lijn. Zoo gaat het rythme der natuur hiermede samen, hoewel de natuur zelfs dikwijls zich tegen het subjectieve gevoel kant. Van alle rythmen is het rythme van den horizontalen en vertikalen stand den diepen grond. Vandaar is in alles tòch een rust. Maar
ook dit innerlijk rythme blijft ‘natuurlijk’ rythme, indien het zich niet ontsluit door vormopheffende verhouding. Zooals het rythme der Jazz reeds benadert. Waarom juist in de bar? Het volk is aan rijpende cultuur niet toe en de bourgeois nog minder omdat deze door conventie tegengehouden wordt. De aristocratie? Zij moest het zijn. Rijpe cultuur toont de enkeling van alle catagorieën. Een groep te midden der massa. De enkeling wordt geëxploiteerd. De bar is een exploitatie. Zonder geld zet de cultuur zich niet voort. Door geldgebruik zoowel als door geldmisbruik komt men tot het juiste gebruik. De Jazz is een ‘attractie’. En zoo is de Jazz thans in de bar.
P. MONDRIAAN
NEO-PLASTISCH SCHILDERIJ