Boekbespreking

Adolf G. Schneck, Der Stuhl. Julius Hoffmann, Stuttgart, 1928. 135 Afbeeldingen. 8 Mark.

Professor Schneck, leider van de tentoonstelling ‘Der Stuhl’, welke dit jaar in Stuttgart genouden werd, stelde dit boek samen en voorzag het van een inleiding. Het is resultaat van de tentoonstelling waar meer dan 450 zitmeubelen van allerlei aard en uit de geheele wereld bijeen waren, maar ontleent nog een speciale waarde aan den persoon van den samensteller, omdat Schneck groote kennis en ervaring op meubelgebied bezit en zelf reeds sinds jaren op dat terrein zeer ernstig werk leverde, dat vrij is van alle ik-zoekerij. Ook dit boek is degelijk: goede afbeeldingen van stoelen, waarvan vele al als ‘standaardmodellen’ van de goede soort ingeburgerd zijn, met nu en dan de daarbij behoorende projectieteekeningen met de zoo gewichtige maten! Maten, die vooral op dit gebied, volgens Adolf Loos, den architect-levenkunstenaar, zoo verfijnd afhankelijk van ons doen en laten zijn, dat ze voor elk tijdperk, voor elke levens-‘houding’ anders zijn: maten, die de stoel - als -

[p. 65]

‘kunstwerk’ zelden in vrijheid tot hun recht kan laten komen.

Er zijn stoelen uit Engeland - waar de meesters van het goede zitten (niet van den voor ons volmaakten stoel!) wonen - als voorbeelden van behagelijkheid, met de gegevens hoe deze bereikt werd.



illustratie
THONET STOEL
ONTWERP Ir. FERDINAND KRAMER - FRANKFURT/M.


Dan simpele houten stoelen, gebogen Thonet-stoelen, klapstoelen, Amerikaansche bureau-stoelen, schommelstoelen, leunstoelen, gestoffeerde en ongestoffeerde metalen stoelen, enz.

Dat het mode-element bij de laatste al evenzeer overwonnen is als bij de voorafgaande kan men niet zeggen, maar het experiment dat niet meer dan snobbisme beoogt, is hier met prijzenswaardige zorg geweerd.

Een Amerikaan, op de Stuttgarter Woningtentoonstelling van 1927, had de gewoonte elken stoel zoowel

illustratie
METALEN STOEL:
ZITTING EN RUG FIBER
ARCH. G. RIETVELD


naar het normale als naar het abnormale gebruik te beproeven: zoo ging hij vóór- en achterover zitten, beenen links over de leuning op rechts, zette zich omgekeerd, zijdelings of op de leuning van den stoel. Eerst na dit grondig onderzoek, dat niet vele exemplaren doorstonden, keurde hij goed of af.

Ik betwijfel of onze sierkunstenaars hem graag in hun scheppingen zouden zien rondmartelen. In dit boek evenwel zijn vele exemplaren, die deze proef doorstaan zullen: misschien dat ze ook daardoor die onopvallendheid vertoonen, die altijd aan het goede meubel eigen is.

O.

Maxim Gorki, Erinnerungen an Zeitgenossen. Malik-Verlag, Berlin, 1928.

Ilja Grusdew, Das Leben Gorki's, Biografie [Ergänzungsband zu: Maxim Gorki, Gesammelte Werke in Einzelausgaben]. Malik-Verlag, Berlin, 1928.

De figuren, die Gorki hier teekent (Tolstoi, o.m., Tschekow, Lenin, Korolenko, Andrejew, Alexander Block) leven stuk voor stuk, vol en bewogen. Gorki's karakteristieken zijn geen schema's, maar vertellingen; geen essays, synthetisch of analytisch, maar beschrijvingen van anecdotes, met psychologische marginalia daartusschen en fantastisch levendige, essentieel vertelde gesprekken. De dialogen vooral zijn voortreffelijk; een man als Andrejew leeft onvergetelijk in de verwilderde, krampachtige, gekwelde gesprekken, die hij voert. Gorki vertelt meestal van verschillende ontmoetingen, die hij met de beschrevenen had, en voortdurend scherper en vaster grift hij hun gestalte, hun stem, hun manier van spreken en denken, hun ideologie, hun gedachtenwereld althans, hun hart in onze herinnering: Krassin vooral, energiek, dandy-achtig, onweerstaanbaarkrachtig en opgewekt, Andrejew, duister, borend, tegendraadsch en ijdel, bezeten; en Lenin. Verrassend is Tolstoi in zijn visie; helaas ook Tolstoïaan, een sentimenteel zwetser over Buddha en Christus (in een adem liefst, alsof die iets met elkaar hadden uit-te-staan), maar daarnaast een despotisch, duivelachtig kobold; een sluwe koppige boer, met stekende oogen, en een afwerenden glimlach. Juist in deze roman-technische behandeling van Gorki leven zijn figuren honderdmaal sterker en gedifferentiëerder tevens dan in verhandelende betoogen, en hetzelfde geldt ook voor het land, waarin en waardoor zij leven en werken, waarvoor en waaraan zij vechtend te gronde gaan: Rusland.

Gorki zelf ten slotte, staat na de lectuur desnoods van dit enkele boek recht overeind; een ruige, vurige kerel, met een prachtige noblesse de coeur, een bijna tyranniek rechtvaardigheidsgevoel, romantisch, kinderlijk, vastberaden en trouw, gevangen in een m.i. averechtsche ideologie; maar onmiddellijk en onweerstaanbaar aantrekkelijk; en voor hem zijn ideologische antithesen geen belemmering voor persoonlijke affecten: ‘Gegensätze in unseren geistigen Anschauungen dürfen nie Einfluss auf unsere persönlichen Sympathien haben: ich habe niemals Theorien und Meinungen eine entscheidende Rolle spielen lassen in meinen Beziehungen zu andern Menschen.’

Een citaat uit zijn opstel over Tolstoi:

‘Einmal habe ich ihn gesehen, wie ihn vielleicht nie ein anderer Mensch sah. Ich ging die Küste entlang zu ihm nach Gaspra. Unterhalb der Jussopowschen Besitzung bemerkte ich am Strande, zwischen den Steinen, seine kleine, eckige Gestalt, in einem grauen, zerknüllten, schlechten Rock, mit zerdrücktem Hut. Er sass da, die Wangen in die Hände gestützt; zwischen seinen Fingern flatterten silbern die Haare seines Bartes. Er schaute in die Ferne, aufs Meer hinaus. Schmeichelnd plätscherten zu seinen Füssen grünliche Wogen, als erzählten sie dem alten Zaube-

[p. 66]

rer von sich. Der Himmel war bewölkt, über die Steine glitten Wolkenschatten, und mit den Steinen erschien der Alte bald hell, bald dunkel. Auf den grossen, riesigen Steinen lag scharfriechendes Seegras; am Tage vorher war starke Brandung gewesen. Auch er kam mir vor wie ein uralter, lebendig gewordener Stein, der allen Anfang und jedes Ende kennt und darüber nachsinnt, wann und wie das Ende sein wird aller Steine, aller Gräser der Erde, des Meereswassers, des Menschen und aller Welt, vom Stein bis zur Sonne. Und das Meer ist ein Teil seinen Seele; alles ringsum ist von ihm und aus ihm. Die sinnende Reglosigkeit des Greises hatte etwas Seherisches, Zauberisches, das ins Dunkel tief unter ihm schaute und forschte hoch oben in der blauen Leere, als ob er, sein geballter Wille, die Wogen rufe und wieder zurückstosse, dem Zug der Wolken und Schatten befehle, der die Steine weckte und sich regen hiess. Und in plótzlicher Verzückung fühlte ich, - wenn er aufstände, mit der Hand winkte, würde das Meer zu Glas erstarren, die Steine würden sich bewegen und laut rufen, alles ringsum würde lebendig werden, Stimme haben und, jedes auf seine Art, sprechen: von sich, von ihm, wider ihn. Nicht mit Worten kann ich schildern, was ich damals empfand, Jubel war in meiner Seele und Grausen, - dann floss alles zusammen zu dem seligen Gedanken:

Ich bin nicht verwaist auf Erden, solange dieser Mann lebt hinieden.’

 

De biografie van Gorki door Grusdew is slecht, voor twee derde althans. Wel-beschouwd is het laatste part eveneens slecht, maar dat valt minder op: de op zichzelf fascineerende feiten, evenementen van meer actueelen, politieken aard blijven boeiend zelfs in een slecht verslag. De fout van Grusdew is die van veel biografen (van auto-biografen vooral): hij denkt dat in het leven van een groot man alle futiliteiten van determineerend of symbolisch belang zijn: een pak slaag, een ongelukkige liefde, een trein die men mist. Een goed biograaf moet kunstenaar zijn: hij moet zijn stof schiften, zijn gegeven met liefde en inzicht doordringen, het leven, dat hij beschrijft samenvatten in een fel, essentieel beeld. Grusdew verzuimt dat: men zièt niets, men begrijpt niets. Waarom zwierf Gorki? Waarom werd en was hij marxist, communist? In hoever was hij dat? Terwille van zichzelf, van het wereld-proleratiaat, van Rusland? Ongetwijfeld zijn de diepste drijfveeren van individuen en collectiviteiten nauwelijks te peilen, maar waag dan een hypothese, een gooi, een greep! en maak van een levend leven geen amechtige schim. Maak van Gorki zeer hardnekkig ùw Gorki, maar geen - uit karakterlooze objectiviteit - x-beliebig individu. Grusdew heeft een prachtig gegeven totaal verknoeid.

H. MARSMAN.

B. de Ligt, Nieuwe Vormen van Oorlog en hoe die te bestrijden. ‘De Tijdstroom’, 1927, 123 p.

Barthélémy de Ligt, Contre la guerre nouvelle. Préface de Marianne Rauze. Paris, Rivière, 1928, 235 p.

De laatste tien jaar zijn er van de hand van de Ligt een groot aantal publicaties op antimilitaristisch gebied verschenen. Men vindt hier een en ander in zijn ‘Kerk, Cultuur en Samenleving’ (Arnhem, Van Loghem Slaterus, 1925), aldaar ook, in de autobiographische inleiding een overzicht van de ontwikkeling van de ideeën van den schrijver op dit gebied. In 1921 verscheen zijn, te weinig bekende, ‘De Antimilitaristen en hun Strijdwijzen’ (98 pag.), dat een historisch en theoretisch overzicht geeft van het revolutionaire antimilitairisme. Het werd in zekeren zin aangevuld door de cultuur-historische inleiding van J. Giesen's boek over ‘Het Antimilitarisme van de Daad in Nederland’.

Zijn nieuwste boek: ‘Nieuwe Vormen van Oorlog’ behandelt de moderne oorlogsproblemen en is in het bijzonder een ontleding en een bestrijding van het pacifisme. Het keert zich tegen de gedachte, dat het oorlogsphenomeen los van de geheele maatschappelijke en in het bijzonder ekonomische grondslagen op zich zelf te bestrijden zou zijn, en het keert zich tegen de praktijk van den Volkenbond. Het richt zich tegen den waan van de ontwapening van den staat en tegen den waan, dat de vrede zou kunnen worden gesticht door een statenbond. Het boek ontleedt het karakter van den Volkenbond, het wijst er op hoe deze den oorlog onder bepaalde omstandigheden aanvaardt en zelfs voert en wijst aan de hand van een uitvoerig materiaal in zake den chemischen en bacteriologischen oorlog, der geheele nieuwe oorlogstechniek, op het karakter van den komenden oorlog.

Tegenover de pacifistische politiek die in den Volkenbond haar uitdrukking vindt en die meer en meer tot dezelfde middelen komt als die der oude diplomatie, wordt ook weer aan de hand van een groot feitenmateriaal gewezen op de steeds meer veld winnende idee der direkte antimilitaristische aktie van onderop.

Zooals de oorlog niet te scheiden is van de economische grondslagen der maatschappij, zoo hangt het militarisme samen met de geestelijke gezindheid. De nadruk wordt gelegd op de noodzakelijkheid eener nieuwe mentaliteit, op den strijd tegen het passieve militarisme, dat gehandhaafd en gecultiveerd wordt door alle autoritaire organisaties der hedendaagsche samenleving: ‘Staat, Kerk en Partij, zooals die thans bestaan en werken, zijn kankerachtige gezwellen. Zij zouden slechts zin hebben als middelen tot onderling dienstbetoon voor vrij verbonden, welbewuste menschen. Zij zijn al meer tot dezen wereldhistorischen onzin ontaard: verdrukkers van de verantwoordelijkheid, ondermijners van de moraal, dooders van het persoonlijk initiatief - in naam van goed en God en ideaal. Geholpen door het moderne industrieproces, hebben zij de massa's lam gemaakt, en internationaal een passieven vorm van militarisme gekweekt,

[p. 67]

die het actieve militarisme der kleine groepen heerschers mateloos begunstigt.

Men heeft het militarisme een geestestoestand genoemd. Beter kan men echter van een geestesziekte spreken. De moderne oorlog, dat, waaruit hij voortkomt, en wat eruit volgt - het is alles in de hoogste mate pathologisch. Er heerschen tegenwoordig collectieve zielsziekten. Er jagen door de wereld waanideeën, welker verspreiding door de bestaande maatschappelijke verhoudingen onrustbarend bevorderd wordt. Zelfs in burgerlijke kringen begint men te erkennen, dat ontwapening onbereikbaar is en er van den Volkenbond nooit iets terecht kan komen, tenzij in de volken zelf een nieuwe wil, een andere, gezonde geest ontwaakt.’ (pg. 118-119).

Hoe in de praktijk deze geestesgesteldheid reeds meer en meer doordringt, de gevallen toenemen van individueele en economische dienstweigering, vindt men hier aan de hand van een internationaal materiaal gedokumenteerd.

Een speciaal hoofdstuk is aan de beteekenis van de plaats van de vrouw in den strijd tegen den oorlog gewijd.

Het geheel is - zooals het voorwoord bericht - een nuchter, bijna zakelijk boek ‘waarin feiten tegenover phrasen en mogelijkheden tegenover onmogelijkheden worden gesteld. Het beschrijft den internationalen toestand, kenschetst nieuwe oorlogsmogelijkheden en geeft middelen aan, om den modernen krijg te voorkomen. Het doet een beroep op de menschelijke gezindheid van den lezer en - op zijn critischen zin.’

 

Een Fransche uitgave van ‘Nieuwe Vormen van Oorlog’ is zooeven onder den titel: Contre la guerre nouvelle’, met een voorwoord van de bekende Fransche pacifiste Marianne Rauze, bij Rivière, verschenen. De Fransche uitgave is bijgewerkt tot Febr. 1928.

 

A.M.L.

Tijdschriften

Das Neue Frankfurt, Monatschrift für die Probleme moderner Gestaltung. Herausgeber Ernst May und Fritz Wichert. Schriftleitung Dr. J. Gantner. Verlag: Englert und Schlosser, Frankfurt/Main. Prijs per jaar RM. 12. -.

Het dubbelnummer 7-8 2de jaargang behandelt den woningbouw der stad Frankfurt in de jaren 1915-28. Een belangrijke publicatie.

Systematische bestrijding van den woningnood gaat samen met groote verbetering van den stadsaanleg, der woningtypen en der sanitaire en technische inrichting der woningen.

Bijv. blijvende volkstuinen, dakterrassen, elke woning een bad of douche, centrale verwarming (afstandverwarming), koelkasten (centraal bediend), centrale wasscherijen. Alles bereikt door streng doorgevoerde toepassing van eenheidswoningtypen en normalisatie.

Bauhaus, Zeitschrift für Gestaltung, Herausgeber: Hannes Meyer, Schriftleitung Ernst Kallai. Adm. Zerbsterstrasse 16, Dessau.

Het dubbelnummer 23 van den 2den jaargang v/h Bauhaus, dat nu onder redactie van Ernst Kallai opnieuw verschijnt, publiceert artikels van: Kallai ‘Das Bauhaus lebt’, Kandinsky ‘Kunstpädagogik’, het reeds in i 10 gepubliceerde artikel M.-kunst van Stam, een uitvoerige publicatie van het ontwerp voor de ‘Bundesschule des Alg. Deutschen Gewerkschaftbund’ in Bernau bij Berlijn, een artikel over schrift van Joost Schmidt. Daarnaast interview met leerlingen en ‘Bauhaus’-nieuws. Het geheel is een weerspiegeling van het ‘Bauhaus’ onder de nieuwe leiding.

 

C.v.E.



illustratie
‘OP DE MARKT’
1913
B. v.d. LECK


[p. 68]



illustratie
B. VAN DER LECK
OLIFANT 1924