[p. 64]

J. de Kadt Kroniek
Naar een tweede München?

Het is zo langzamerhand, de algemene opinie geworden: we gaan naar een tweede München. Of om het anders te formuleren: de Westerse mogendheden laten Berlijn los, geven het over aan de Russen. De rest van Duitsland, West-Duitsland, is daardoor onhoudbaar geworden, zoal niet door het verlies van Berlijn, dan toch door de morele klap die het opgeven van Berlijn voor de Duitse democraten en anti-Russen zou hebben. Men zou, na de aftocht uit Berlijn, begrijpen dat het verzet tegen de Russen toch geen kans meer heeft, en de Duitsers zouden proberen de een of andere vorm van capitulatie voor Stalin-Pieck-Von Paulus te vinden. De een of andere bijeenkomst van de ‘Grote Vier’ zou een overeenstemming met Rusland tot stand brengen, die zou neerkomen op het wegtrekken der Geallieerde legers uit Duitsland, en het weggaan der Sowjettroepen naar Polen of Rusland. In het dan niet langer bezette Duitsland zouden de communisten en hun ‘Eenheidspartij’, met behulp van Russische wapenen en instructeurs een zodanige machtpositie innemen, dat het gebeurde in Tsjecho zich onvermijdelijk zou herhalen, en Duitsland zou dus een Russische Vazalstaat worden.

Wat er dan precies verder zal gebeuren, vertelt de algemene opinie ons niet, maar voor zover wij haar verwarde verhalen en gedachtegangen kunnen volgen, zou het ongeveer hierop neerkomen: Ondertussen bewapenen de Amerikanen zich, benevens de Engelsen en wat verder in Europa, na de capitulatie der geallieerden, niet de buit van de communistische partijen is geworden. Dat Frankrijk aan de communisten ten prooi valt, behoort, geloof ik, tot het verhaal. En dan komt na enige tijd de oorlog, waarin Rusland, met Duitsland en Frankrijk reeds in zijn greep, de rest van Europa bezet, en uiteindelijk de oorlog wint.

Zo ongeveer is het me verteld, niet eens door communisten, maar door mensen die zich realisten noemen en die uit de flinkheid van de Russen en de aarzelingen, angsten en verdeeldheden van de geallieerden, de onvermijdelijkheid van de Russische overwinning construeren. Zoals ze dit, als ik me wel herinner, ook deden voor Duitsland en Italië en Japan, toen die, na München, energiek in de opmars waren, en het tenslotte tot een botsing kwam, waarbij Duitsland, als resultaat van München, Rusland had weten te neutraliseren, en dus het geallieerde front al ineengestort was, vóór nog een schot geklonken had. Ja, dat waren mooie tijden voor de bewonderaars van krachtpolitiek. En ze zouden nog mooier worden, zodat alle realisten, van Krekel tot Colijn, slechts een medelijdend glimlachje over hadden voor wie de feiten niet wilde aanvaarden. Ben ik wel ingelicht, dan is het echter met Hitler, Mussolini en Tojo iets minder goed afgelopen dan de realisten voorspelden. Maar ja, de profeten van het ‘tweede München’ willen wel al de pret hebben van de vernedering der geallieerden, doch niet de, van hun standpunt uit ook onlogische, conclusie, dat de slappe democraten het gewonnen hebben van de gepantserde vastbesloten roofstaten.

Helaas echter voor de bewonderaars van, of rillers voor, de pantserstaten: in 1914 en in 1939 is het misgelopen met die staten. En het is waarachtig niet omdat driemaal scheepsrecht is, dat ik er zeker van ben, zoals ik het vóór 1914 en 1939 was, dat ook ditmaal de harde staat, de hardste aller nederlagen zal ondergaan.

Doch hoe komt men er toe van een nieuw München te spreken? Behoort

[p. 65]

dit niet tot die zeer twijfelachtige analogieën waarmee men het zichzelf onmogelijk maakt iets uit de geschiedenis te leren? Het heeft dan ook weinig zin om aan te tonen dat de situatie van thans in geen enkel opzicht vergelijkbaar is met die van München. Als men dat bewezen heeft, nu, wat dan nog?

Laat ons liever de toestand van thans koelbloedig bekijken.

De Russen zijn tot de blokkade van Berlijn overgegaan, nadat de geallieerden de economische eenheid van West-Duitsland voorbereid hadden en door het invoeren van een nieuwe Mark, een geslaagd begin hiermee hadden gemaakt. Dat was een Russische nederlaag, die door heel Duitsland, ook in de Oost-zone, gevoeld werd.

Terwijl het economisch leven in West-Duitsland zich begint te herstellen, ziet men daarachter als tweede geallieerd offensief (hoe ver zijn we van de geestesgesteldheid die rondom München bij de ‘bevredigers’ heerste) de poging om van West-Duitsland een staat te maken, die voor de rest van Duitsland een voortdurende aansporing zou zijn om onder het Russische juk vandaan te komen. Dat tweede offensief was nog slechts in voorbereiding, vertraagd zowel door Duitse formalisten en perfectionisten (maar waar zouden Duitsers het politiek verstand en de soepelheid vandaan halen, nodig om dit vlot mee te spelen - laat men zich verheugen dat ze tenminste een beetje meegewerkt hebben) als door Frans onverstand, traditionalisme, door Franse onmacht en angst.

We komen daar straks nog op terug, want Frankrijk zal, ook bij de verdere gebeurtenissen, de zwakke plek blijken te zijn.

Maar de dingen zijn in beweging en het initiatief is in handen van de geallieerden.

Nu komen de Russen met hun afleidingsoffensief. Waarachtig niet geboren uit sterkte. Want de conferentie van Warschau, waar Molotow een Oost-Duitse staat had willen uitroepen, was allesbehalve een succes. Hoezeer men in Russische kringen ook verzwijgt, wat in eigen land geschiedt, het was wel duidelijk dat de geestdrift voor het herstel van Duitsland uiterst minimaal was bij de Polen, die vreesden voor de concessies die zij zouden moeten doen als Rusland het zwaartepunt van zijn politiek ging leggen naar een Sowjet-Duitsland. Uiterst minimaal ook bij de Tsjechen, die weer met de Duitsers zouden moeten samenwerken.

 

Wat daar in Warschau duidelijk werd, dat was, dat het verzet tegen de Russische opperheerschappij in alle vazalstaten als een natuurlijk product van de Russische overheersing ontstaat. Het Molotow-plan onderscheidt zich van het Marshall-plan, doordat Amerika geven kan en wil, terwijl Rusland alleen maar kan uitzuigen, gedwongen zowel door eigen armoede als door angst voor een zelfstandig leven in de overheerste gebieden.

Reeds eerder had men Dimitrow tot de orde moeten roepen, toen hij het plan voor een Balkan-federatie opperde. Een begrijpelijk plan, want de Balkan-Donau-landen liggen wel beneden het Europese peil, maar ze liggen nog altijd een stuk boven het Russische. En het gebied van Polen naar de Adriatische zee, kan er alleen op achteruit gaan als het met Rusland gelijkgeschakeld wordt.

Die gelijkschakeling echter is voor de Russen noodzakelijk, want een Oost-Europa met eigen belangen en eigen cultureel en politiek leven houdt op een willoos instrument te zijn voor de Russische veroveringspolitiek. Het heeft verlangens naar het Westen, het wil vrede, en het zou zelfs op den duur democratie kunnen willen, en Rusland met al die ziekten besmetten. De Oosteuropese landen moeten dus voortdurend gezuiverd worden, d.w.z. hun intelligentia, ook hun communistische intelligentsia, moet vervangen worden door gerussificeerde marionetten. Hun nationale zelfstandigheid is

[p. 66]

een voortdurend gevaar. Zelfs thans nog, na zoveel jaren Sowjet-dictatuur, is de Oekraine, die eigenlijk nooit een nationaal bestaan heeft gekend, alleen onder voortdurende bewaking en periodiek herhaalde zuiveringen, betrouwbaar voor de Groot-Russen.

Hoeveel meer moet dit het geval zijn b.v. in een land als Roemenië dat met Rusland niets gemeen heeft. Het is dan ook niet te verwonderen dat we vernemen, dat de leiding van de Roemeense communistische partij een zware zuivering heeft ondergaan en dat de verzetsheld uit de dagen van de fascistisch-Duitse heerschappij over Roemenië, een beproefd communist en Russen-vriend, afgezet en gearresteerd werd. Zelfs Anna Pauker heeft een ogenblik gedacht aan een Roemeens- en Oost-Europees communisme.

Maar Roemenië had niet de kracht zich tegen de Russische overheersing te verzetten, evenmin als tot dusver in Polen, of in Tsjecho, iets dergelijks mogelijk was.

Het was ‘Kameraad Tito, wit viooltje’, zoals een dier partisanen-liederen luidt, door Theun de Vries zo innig in het Nederlands vertaald, die tot het zwartste verraad in staat bleek te zijn. Dit optreden van Tito is daarom zo merkwaardig, omdat deze man bereid was de Russische politiek tot het uiterste te steunen, en zelfs nu nog, na zijn breuk met de Cominform, voortdurend poogt, door het aanvaarden van de Russische politiek de genade van Stalin te herwinnen. Maar uit zijn correspondentie met de Cominform blijkt wel, dat de Russen in Belgrado hun eigen apparaat wilden opbouwen, waardoor Tito volkomen hun gevangene zou zijn. Ze wilden ook dat hij een economische koers zou volgen die voor de Servische boeren en voor het hele land noodlottig zou zijn. Hoe armer en machtelozer de vazalstaat, des te zekerder is de Russische opperheerschappij.

Het is een domme, kortzichtige politiek, waarover de tegenstanders van Rusland zich alleen maar kunnen verheugen. Wie iets van geschiedenis en van politiek begrijpt, weet, dat een staat die zo optreedt, nooit de wereldheerschappij verkrijgen kan. Hij weet echter ook dat dwangstaten als de Russische geen andere mogelijkheid hebben.

Voor een werkelijk realist is het Tito-incident een bewijs van de innerlijke zwakheid van de Russische dwangstaat. Voor de Russen is de wereldheerschappij niet weggelegd. Ze mogen dan hier of daar nog successen behalen, de geschiedenis heeft al gesproken: Een wereldrijk bouwen, ze kunnen het niet.

 

Om echter terug te keren naar Duitsland: de Russen begonnen een afleidingsoffensief. Ze deden dit niet zonder talent. Berlijn, de zwakste plek van het geallieerde front, werd er voor uitgezocht.

Maar Berlijn werd in zekere zin een geallieerd Stalingrad. Het had na een paar weken murw moeten zijn. Het werd het niet. De luchtbrug, waarmee aanvankelijk door ieder gespot werd, bleek als noodverbinding nog niet zo dwaas te zijn.

Niettemin, het is een noodverbinding, en dus geen oplossing, laat staan een bevredigende oplossing.

In Amerikaanse kringen werd de positie nu zo gezien, dat men overtuigd begon te worden van de zwakte van Rusland. Het Tito-conflict droeg hiertoe bij, evenals het succes met de munthervorming, en de houding van de Berlijnse bevolking, die met de dag anti-Russischer werd en de aankondigingen van een Russische voedselvoorziening met verachting afwees. Zelfs in de ‘Eenheidspartij’, dat Russisch maaksel, kwam de afkeer van Rusland duidelijk naar boven. Alle berichten uit Rusland zelf en uit de Oosteuropese landen wezen op de zwakte van Rusland. En een land als Finland liet opnieuw zien dat een vastberaden optreden tegen de Russen altijd succes heeft.

Het is dus te begrijpen dat Lucius Clay, de Amerikaanse bevelhebber in

[p. 67]

Duitsland, een energieke politiek wilde voeren, en aandrong op het gebruiken van de landwegen naar Berlijn, waarop de gealleeerden recht hebben. De gedachte kwam op, een gewapend convooi naar Berlijn te zenden. En de verwachting was blijkbaar, dat de Russen het niet zouden wagen dit convooi tegen te houden. Zouden ze het doorlaten dan was het prestige van Rusland in Duitsland, maar ook in de wereld, voorgoed verdwenen. En juist daarom moest men rekening houden met de kans dat de Russen tòch tegenstand zouden bieden.

Alleen al het feit, dat men in Amerikaanse kringen ernstig over deze methode gedacht heeft, wijst op een andere geest dan die van München. Maar het was tenslotte een daad die tot een oorlog kon leiden, en wie verwondert er zich over dat men de zaak eerst nog eens van alle kanten bekeek.

Men kon niet tot een daad van die draagwijdte overgaan zonder eerst de bondgenoten te raadplegen. Hierbij bleek, dat Engeland niet bereid was die politiek van het offensief te ondersteunen. En tevens bleek dat Frankrijk tot geen enkele politiek meer in staat of bereid is.

Frankrijk is òf communistisch en dan pro-Russisch, òf Gaullistisch en dan anti-Russisch, maar tegelijkertijd zo bevreesd voor een sterk Duitsland, dat het de Amerikaans-Engelse politiek van een nieuw democratisch Duitsland, dat in de oorlog tegen Rusland weer tot volwaardige staat zou worden, niet wenst te aanvaarden. Er is ook nog het Frankrijk van de ‘derde macht’, die een onmacht is, ontstaan uit vrees voor alle beslissingen

Als de oorlog komt, zo redeneert men in Frankrijk, moeten wij de eerste slagen opvangen... zonder een leger of een luchtmacht van enige betekenis. We worden dus bezet, en een bezetting van een land met een communistische partij die millioenen aanhangers heeft, is nog heel wat anders dan een bezetting door Hitler, die, ondanks Pétain, toch de massa van de bevolking afzijdig of vijandig vond.

Het is hier niet de plaats om verder op de problemen van de Franse politiek in te gaan, maar de feiten zijn nu eenmaal zodanig, dat de Fransen, ook als zij hun land weer gezond gemaakt hadden, toch nog altijd zouden moeten vragen: hoe sterk is de strijdmacht die gij Engelsen en gij Amerikanen in Europa hebt, om te verhinderen dat de Russen het continent bezetten. Voorlopig zou het antwoord op die vraag moeten luiden: vrijwel niets. En dus zal men op het continent weinig steun vinden voor een actieve politiek ten aanzien van Rusland. En ook in Engeland zal men niet verder gaan dan de opvatting: als de Russen beginnen, zullen wij ons verdedigen, maar wij zullen alles nalaten wat de Russen tot een beginnen zou kunnen brengen.

Men kan het nu, zoals ik, met Clay eens zijn dat de Russen niets of nagenoeg niets (plaatselijke tegenstand en verder diplomatiek en propagandistisch kabaal) gedaan zouden hebben, als de Amerikanen met hun convooi naar Berlijn waren gegaan, men kan ook begrijpen dat de verantwoordelijke personen in Washington het risico te groot vonden, gezien de Europese angst, en de Amerikaanse achterstand in bewapening.

 

Het is dus begrijpelijk dat men is gaan praten. En als men wil praten, dan moet men over het hele Duitse probleem praten, en niet alleen over Berlijn. Het is ook duidelijk dat de Russen, nu ze zien dat ook de anderen niet durven, weer moed krijgen en het uiterste uit de situatie willen halen.

Maar op een München lijkt dit nog altijd heel weinig. Daar kregen de Engelsen en Fransen een ultimatum voor zich. Binnen enkele uren moest alles wat Hitler eiste ingewilligd worden, of de actie zou beginnen.

Thans hebben de onderhandelingen reeds (ik schrijf dit op 24 Aug.) vier en twintig dagen geduurd, er zijn acht conferenties geweest, met Molotow en Stalin en men verwacht er nog meer. Tot overeenstemming is men niet

[p. 68]

gekomen, en een Russisch ultimatum is niet gesteld, noch hebben de gealleerden zich aan een dergelijk ultimatum onderworpen.

Voor zover er iets zakelijks bekend is, ziet het er zo uit: de geallieerden zijn wellicht bereid het uitroepen van een West-Duitse staat van de agenda te schrappen, maar ze willen in feite een organisme maken dat, zonder die naam te dragen, een West-Duitse staat zou zijn. Voor de Russen dus alleen een klank-voordeel, geen werkelijke winst. En daartegenover zou dan staan het herstel van de verbindingen met Berlijn. In Berlijn zelf zou het Russisch geld het monopolie krijgen, maar onder geallieerde contrôle. Weer een prestige- en klank-winst voor de Russen, maar geen werkelijke winst.

De toestand in Duitsland blijft in grote trekken zoals ze was, maar de consolidatie van West-Duitsland gaat door. En tegelijkertijd gaat de opbouw van Europa door, een wordt de bewapening van de U.S.A. en van Engeland, en ook die van Europa tot een groeiende kracht.

Het is niet waar, dat de tijd voor de Russen werkt. Ze werkt voor ons.

Iedere dag dat de oorlog uitblijft is een verlies voor Rusland.

Maar Rusland durft de oorlog niet aan de orde te stellen. Het voelt zich zwak, omdat het zwak is.

Het weet dat ook de anderen zich zwak voelen en dat ook zij geen oorlog aandurven. Het weet ook dat Amerika, indien aangevallen, vechten zal, en op den duur winnen zal. Het weet verder dat het behoud van de vrede, de Westelijke mogendheden meer helpt dan het Russische blok.

Wil Rusland kans hebben op een overwinning, dan moet het vandaag oorlog maken, morgen is het alweer iets ongunstiger.

Het heeft in de afgelopen weken alle kans gehad om een oorlog te provoceren. Het durft niet. Terecht. Dit pleit voor het werkelijkheidsbesef der Russen, niet voor hun vredeswil. Want die bestaat niet. Zoals men ook in Amerika weet, en zoals de komende minister van Buitenlandse Zaken, John Foster Dulles, vandaag op het wereldcongres der Kerken heeft uitgesproken.

Wie thans met Amerikanen praat, hoort voortdurend ongeveer hetzelfde. Vandaag kunnen we nog geen oorlog voeren (zeggen die Amerikanen, en misschien zullen wij daarom concessies moeten doen, Berlijn ontruimen. Maar over een jaar, twee jaar, drie jaar, zijn we sterk. Het hangt ons de keel uit. We zullen dan niet wachten tot de Russen iets doen. We zullen zelf met de oorlog beginnen.

Ik geloof niet dat deze Amerikanen het bij het juiste eind hebben Voor zover ik het kan zien, zullen de Amerikanen thans geen wezenlijke concessies doen. Er komt geen tweede München.

En als de Russen nu geen oorlog maken, zullen ze dat over een jaar nog veel minder doen. Als Rusland oorlog wil, maakt het die nu, deze zomer, uiterlijk deze winter. Voorlopig wijst niets in die richting.

En als we nu geen oorlog krijgen, dan is de kans heel groot, dat Rusland over een jaar, over een paar jaar, als het geplaatst wordt tegenover een energieke politiek, alle concessies zal doen die men verlangt.

Een tweede München zou de oorlog onvermijdelijk maken.

Alles wijst echter op een voortduren van het rottingsproces, niet op een München of op een oorlog. Maar in de tijd, gewonnen door het voortduren van die toestand, voltrekt zich de opbouw, ook de opbouw van een macht waartegen Rusland weet niet opgewassen te zijn.

Er is dus alle reden om niet ontevreden te zijn over de toestand van thans en om de toekomst minder somber in te zien dan de algemene opinie dat doet.

24 Aug. '48.

[p. 69]

Naschrift.

We zijn intussen bijna twee maanden verder. Een kort verslag van wat er in die maanden gebeurd is, zou zoveel ruimte eisen, dat ik er van afzie. Waar het op neer zou komen is, dat de stelling die ik in het bovenstaande ontwikkelde: ‘we gaan niet naar een tweede München’, zodanig is bevestigd, dat men op dit moment eigenlijk niet meer over iets van dien aard hoort praten.

In Moscou scheen, aan het eind der besprekingen, een resultaat bereikt. De oostmark zou de munt worden voor heel Berlijn, maar ze zou onder contrôle van de vier bezetters blijven. In ruil voor deze economische concessie, zouden de Russen de blokkade opheffen. En daarna zou over de hele Duitse kwestie gepraat worden.

In het Westen was men erg in z'n schik met dit resultaat, dat aan de persoonlijke tussenkomst van Stalin werd toegeschreven. De vredelievende Stalin had de oorlogspartij van Molotof-Zjdanow uiteindelijk bedwongen! Een ‘verklaring’, die m.i. alleen maar bewijst, dat de nonsens over ‘good old Joe’ uit de dagen van Teheran en Jalta, nog altijd doorwerkt en de inzichten vertroebelt.

Toen men in Berlijn over de toepassing van de ‘overeenkomst’ ging spreken, bleek het, dat de Russische vertegenwoordiger geen werkelijke contrôle wilde. Weldra bleek ook, dat hij de blokkade niet wilde opheffen, doch integendeel effectief maken door contrôle op het vervoer per vliegtuig.

Toen gaven de westelijke mogendheden het op en ze besloten de U.N.O.-bijeenkomst te Parijs te gebruiken om een uitspraak over het Russische optreden te krijgen. Op de agenda van de Veiligheidsraad kwam dus de Berlijnse kwestie als een zaak, die de vrede bedreigt. En ofschoon het waar is, dat de Russen alle uitspraken van Veiligheidsraad en U.N.O. aan hun vetolaars kunnen lappen, toch zou een internationale uitspraak de positie van Rusland zeer verzwakken, omdat daardoor duidelijk zou worden, dat Rusland niet bereid is, zich van de rest van de wereld iets aan te trekken en dus dezelfde mentaliteit heeft als Adolf Hitler.

Intussen kwam ook de kwestie van de atoombom op de agenda. En hier bleek voor de zoveelste maal, wat Rusland wil. Alle landen moeten ontwapenen en de Russen zullen heel veel rumoer maken omtrent hun eigen ontwapening, maar ze zullen weigeren internationale contrôle in hun onmetelijk en afgesloten rijk toe te laten. En dus zullen ze, behalve het werken met hun vijfde colonnes, ook nog legers, vliegtuigen en zo mogelijk atoombommen achter de hand houden om de verovering van de wereld te voltrekken. Zelfs bij de meest uitgebreide contrôle zouden de Russen hun partner-tegenstanders nog voortdurend weten te bedriegen. Hun capaciteiten op dat gebied kan men niet hoog genoeg aanslaan. Maar nu ze iedere contrôle weigeren, nu ze er toe overgaan de buitenlandse gezanten van bewegingsvrijheid te beroven, militaire attaché's te verwijderen en alles te doen om het kleine beetje berichtgeving uit Rusland tot nihil terug te brengen, nu is het duidelijk dat ingaan op de Russische voorstellen zelfmoord zou zijn.

En wat er ook moge ontbreken aan de westerse politiek - en dat is heel veel - men is niet in het zelfmoord-stadium, d.w.z. men is niet in het München-stadium.

Eén ogenblik scheen de geest van München weer boven ons te zweven. Dat was toen uit Amerika het bericht kwam, dat Truman een persoonlijk en speciaal afgevaardigde naar Stalin wilde zenden om op de ernst van de toestand te wijzen en de vredeswil van Amerika tot uitdrukking te brengen. Zoiets behoeft in het geheel geen zwakte te betekenen. Men kan zich zelfs voorstellen dat een sterke alliantie, vóór ze tot daden overgaat, de Russen nog een laatste kans wil geven tot vreedzame onderwerping. Maar de weste-

[p. 70]

lijke alliantie is nog pas in aanbouw en Truman is geen sterk en zelfbewust staatsman en dus was het paraplu-gehalte in z'n plannen althans potentieel aanwezig. Het is mogelijk, dat Trumans behoefte om een succes te behalen vóór de presidentsverkiezingen, hem parten heeft gespeeld, maar hoe dan ook, Marshall heeft aan deze zonderlinge voornemens een einde gemaakt.

Intussen is de Westelijke Unie tot de vorming van een militair centraal-orgaan gekomen en de versterking van dit bondgenootschap tot een Atlantische Unie, waarin de U.S.A. en Canada een hoofdrol zullen spelen, staat op de agenda. Dat de bewapening van de Westelijke Unie alleen mogelijk is indien de V.S. en Canada door middel van ‘lendlease’ voor het materiaal zorgen, ligt voor de hand.

Het is een teken van toenemend zelfbewustzijn bij de V.S. en de Westelijke Unie, dat zij de bemiddelingsvoorstellen om tot een oplossing der Berlijnse crisis te komen, alleen wilden aanvaarden, indien de Russen tot opheffing der blokkade zouden over gaan. Nu het duidelijk is, dat de Russen niet bereid zijn hiertoe over te gaan, hebben de westelijke mogendheden de bemiddeling afgewezen. En zo staat dan de Berlijnse kwestie opnieuw op de agenda van de Veiligheidsraad.

De spanning neemt dus toe. Maar de spanning moet toenemen en het moet tot een crisis komen, voor het tot een oplossing kan komen. Eén van de kansen hierbij is inderdaad een ‘tweede München’. Maar ik zie deze kans als de minst voor de hand liggende. De tweede kans is oorlog. Ook dit acht ik vooralsnog géén serieuze mogelijkheid.

Blijven over: de capitulatie van Rusland en het voortduren van de tegenwoordige toestand, eigenlijk óók een vorm van Russische capitulatie, omdat de bedoeling der Russen zonder twijfel de snelle bezetting van Berlijn was. Ik verwacht de verzwakte capitulatie, het voortduren van de spanning, waarbij beide partijen pogen hun posities te versterken.

De geallieerden proberen dit langs de weg van de Westelijke-Atlantische Unie en van de consolidatie van West-Duitsland.

De Russen proberen het met stakingen in Frankrijk, Italië etc. Langs deze weg zijn geen beslissende successen te behalen. Ze proberen het ook door militaire acties in China, waar de Chinese communisten inderdaad belangrijke vorderingen maken. Ze werken in Birma en Indo-China met enig, maar niet beslissend, resultaat. Ze hebben een opstand in de Republiek Indonesia georganiseerd, waarover een volgende maal uitvoeriger. En hier leden ze de nederlaag.

Een andere nederlaag leden ze in Polen, waar Gomoelka en andere vooraanstaande leiders tot de orde moesten worden geroepen, omdat ze een politiek ‘los van Rusland’ voorstonden. Gomoelka zag geen kans het voorbeeld van Tito te volgen en hij onderwierp zich. Maar het is opnieuw duidelijk geworden, dat men in Polen, zoals in Oost-Duitsland en in heel Oost-Europa, snakt naar de verlossing uit de Russische slavernij. Dat is een belangrijke plus voor de westelijke mogendheden en het is te hopen, dat dese hiervan gebruik zullen maken.

14 October 1948.



illustratie