6 November-December 1948



illustratie

[p. 1]

Libertinage

Het meest verbijsterende aspect van de Nederlandse ‘politieactie’ tegen de Indonesische Republiek is niet het conflict met de internationale gemeenschap, die wij zo dapper getrotseerd hebben, maar het motief, waarmee onze socialisten aan deze actie hun zegen hebben gegeven. Eerzame motieven als de verdediging van onze belangen - daar is iedereen het over eens - zijn immers niet in het spel. Wij trekken ons binnenkort terug uit Indonesië, de macht komt in handen van een regering van de verenigde staten van die archipel en in hoeverre onze belangen - onze kapitaalsbelangen, onze personeelsbelangen, onze culturele belangen - in de voormalige kolonie veilig zijn, hangt uitsluitend af van de sympathie, die de nieuwe machthebbers voor het oude moederland bewaard hebben. Als wij dus met geweld de Republiek te lijf gaan, zouden wij daarmee alleen onze belangen dienen, indien wij de overgrote meerderheid van de Indonesische bevolking dus-doende een dienst bewezen.

Van bepaalde zijde is het inderdaad zo voorgesteld en wij, intellectuelen, die niet graag lichtvaardig oordelen (zonder de feiten te kennen) ontdekten dan ook een zekere logica in die voorstelling. Indien de werkelijkheid niet helemaal was, dat de deelstaten, die wij rondom de Republiek legerden - ten dele op het gebied, dat wij met onze vorige politie-actie van die Republiek hadden geamputeerd - de uitdrukking vormden van de vrees en de afschuw van de Indonesische bevolking voor het republikeinse nationalisme en van hun liefde voor ons - indien de werkelijkheid dat niet helemaal was, dan kan toch niemand ontkennen, dat wij die werkelijkheid met onze beste krachten zijn te hulp gekomen, door die staten en hun regeringen met dat doel te formeren. Ethische scherpslijpers mochten komen beweren, dat het een tikje infaam was en dat het verdeel-en-heers-principe volgens ons eigen zeggen niet meer strookte met onze nieuwe bedoelingen, de logica, de koloniale logica van de belangenbehartiging, was ten minste duidelijk zichtbaar.

Maar die voorstelling van zaken, die wij, slecht-ingelichte intellectuelen in Nederland kort geleden nog aanvaard zouden hebben, is, op grond van wat wij nu toch weten, niet meer houdbaar. De deelstaten, die met onze zo listige medewerking tot stand gekomen waren, hebben niet om de vernietiging of de tuchtiging van de Republiek gevraagd. Integendeel, de regeringen van Oost-Indonesië en Pasoendan zijn ter gelegenheid van onze actie afgetreden. Het z.g. ‘Bewind Indonesië in Overgangstijd’ zwijgt in

[p. 2]

alle talen. Wij ondernamen onze actie op eigen initiatief, zonder iemands goedvinden of instemming, uitsluitend omdat ons geduld nu was uitgeput.

Zijn wij dus niet bezig de overgrote meerderheid van de Indonesische bevolking een dienst te bewijsen met onze politie-actie? Wel degelijk, verzekert men ons. Maar die bevolking durft het niet te zeggen. Dat aftreden van regeringen, dat zwijgen, het zijn juist bewijzen van de terreur, die de Republiek uitoefent en waaronder de gehele bevolking zucht, Oost-Indonesië incluis. Evenals Douwes Dekker indertijd in de zaak van Lebak op energiek optreden aandrong, omdat de klagers over de terreur van de inlandse hoofden anders zouden worden ‘bewerkt’, zo is thans in geheel Indonesië de bevolking ‘bewerkt’. Door onze lankmoedigheid komen wij te laat. Het zwijgen van Indonesië vormt de late rechtvaardiging van Multatuli's optreden in. Lebak: dàt hebben wij met onze politie-actie en passant gedemonstreerd.

Wij horen het argument en wij aarzelen. Enerzijds de terreur-benden van de Republiek, de dreigende wraak van de republikeinse leiders, de wreedheden der extremisten, en anderzijds, daar tegenover... ja, wat eigenlijk? Een clubje zachtzinnige zendelingen? De vereniging tot kinderbescherming Weest een zegen? Neen: Het Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger en het Nederlandse Leger. Het zou van een tekort aan respect jegens de legerleiding getuigen, als wij deze legers niet als een geducht wapen beschouwden. Een machtsinstrument, zij het niet van de eerste rang, want tegen de Japanners moest het een - uiteraard eervolle - nederlaag lijden, dan toch van de tweede rang. Het republikeinse leger, de terreurbenden, de extremisten, daar kan geen twijfel aan bestaan, zijn daarbij vergeleken machtsinstrumenten van de tiende, van de twintigste rang. Als de Indonesische bevolking dus staat tussen deze twee machtsinstrumenten, dan is het niet waarschijnlijk, dat zij banger is voor de republikeinen dan voor ons. Zij is het bangst voor de machtigste. Ook vrees voor een uiteindelijke wraakneming van de republikeinen kan niet in het spel zijn op het ogenblik, dat men aan de vernietiging van hun machtsmiddelen begint en de leiders in handen heeft. Hebben wij bovendien niet onze kapitein Westerlink, de gevierde ‘Turk’ en onze processen tegen militairen, die zo kinderachtig zijn om te weigeren dessa's in brand te steken, om voor iedereen duidelijk te maken, dat ons leger niet met zich laat gekscheren?

Niet angst, maar sympathie voor de Republiek lijkt daarom de verklaring van de Indonesische reactie op ons optreden. Indien wij dus bezig zijn de overgrote meerderheid van de bevolking een dienst te bewijzen, dan doen wij dat, zonder dat zij het zelf weet. Dit is niet zo bevreemdend, als het een buitenstaander zou

[p. 3]

kunnen toeschijnen. Wij hebben immers onze eigen verantwoordelijkheid jegens dat volk, welks ‘ontvoogding’ wij eerst een halve eeuw geleden hebben aangezegd. Juist ons trotseren van het onbegrip, dat die bevolking aan de dag legt voor onze ontvoogding-met-mitrailleurs, is een bewijs voor de zuiverheid van onze bedoelingen. Althans van de bedoelingen van de Partij van de Arbeid, die voor het militaire ingrijpen mede-verantwoordelijk is. Dat de andere partijen zo dom zijn om in bepaalde leuzen te geloven, behoeft men niet aan te nemen. Zij trotseren het misnoegen van de Indonesiërs, de bevordering van het bijna door de Republiek vernietigde communisme, omdat zij eigenlijk geen ogenblik geloven, dat die Indonesiërs het werkelijk binnenkort voor het zeggen zullen hebben. Wij hebben dat onder buitenlandse dwang moeten beloven, maar wij zullen er wel wat op vinden, denken zij. Het is mogelijk, dat deze partijen zich vergissen in hun prognose, maar in hun niet uitgesproken gedachten vinden wij ten minste de logica terug van een normaal kolonialisme.

Maar de Partij van de Arbeid, die werkelijk van plan is, aan Indonesië de vrijheid te geven en wier leiders te onnozel zijn voor welke achtergedachten dan ook, bewijst haar volledige onbaatzuchtigheid door er niet voor terug te deinzen de laatste resten van sympathie van de bevolking, waarvan wij in de toekomst afhankelijk zijn, voor ons uit de weg te ruimen, als waren het obstakels voor een voortgezette samenwerking. Geen geschenken, maar kogels, zegt deze partij, die het socialisme in haar vaandel voert, om duidelijk te maken, dat het haar niet om gewin begonnen is, maar dat zij handelt uit besef van plicht en verantwoordelijkheid. Geen offer is haar te groot, om Indonesië de vrijheid en de democratie te bezorgen. De moeilijkheden in de Veiligheidsraad nemen wij op de koop toe, de hulp van de Russen, die ons het bevel om de troepen terug te trekken bespaard hebben, aanvaarden wij met beschaamde kaken, wij lijden in stilte om het onbegrip van de wereld voor ons standpunt, maar wij gaan onverdroten voort op het smalle doornige pad van de plicht. Boycott van Australië? Luchtverbinding verbroken door de vijandige houding van India, Pakistan en Ceylon? Marshall-hulp voor Indonesië ingehouden? Het zijn offers, die wij brengen, zo niet blijde, dan toch ook niet blode. De Indonesische bevolking met haat jegens ons vervuld? Ons kapitaal, onze technische en culturele hulp in de toekomst geweerd? Het zijn offers, die wij brengen voor een rechtvaardige zaak. Miskend, brengen wij, in uniform wel te verstaan en niet ongewapend, de vrijheid. De aureooltjes misstaan ons niet. Dat de partner, met wie wij te lang al onderhandelden, zijn woord niet gestand doet, geeft ons

[p. 4]

ieder denkbaar recht om erop te slaan. Dat het wanordelijk is in de republiek, machtigt ons niet alleen, maar verplicht ons zelfs op te treden als de superieure veldwachters, als hoedanig wij ons hebben aangesteld. In het belang van de bevolking. Ten overvloede hebben wij nog onze souvereiniteit, die wij natuurlijk ook meer van de plichten- dan van de rechten-kant bekijken. Het is nauwelijks te geloven, dat in onze plat-materialistische tijd nog zoveel opofferingsgezindheid kan worden opgebracht. Bij de leiders van onze Partij van de Arbeid is immers geen hypocrisie, geen koloniale winzucht te bekennen. Hun motief voor de politie-actie is puur idealisme! Dàt is het meest verbijsterende aspect van deze zaak.

Want hiermee sluit zich de grote cirkel van de Europese kolonisatie met een even verheven episode als de verovering van Peru door de Spanjaarden. Terwijl het Pizarro en zijn leger te doen was om het goud, was het de Spaanse geestelijkheid, die het hem mogelijk maakte, de Inca-keizer Atahualpa te bedriegen, te verraden en te vermoorden ter wille van het Geloof.



illustratie