[p. 39]
[J. Gans: Stationswachtkamer Amsterdam]
Stationswachtkamer Amsterdam
Met de geur van haar nog aan mij
Na de hoogvlakte van de nacht
Temidden van werkelijkheid
Iets liefs dat nimmer kan zijn
Toch ondanks 't bedrijvig geluid
't Gesprek van de vroege machinist
De tafel met het potlood en papier
Dat het niet zinvolle belijdt
Noodlot: proef op de som te zijn
Bitterzoet noodlot tegen het gelijk
O, stationswachtkamer
Glimlach om de trein naar Parijs
Zoo dikwijls nagestaard
Maar het eigen hart en de eigen stad
Zoo zwart en ongekend
Zij slaapt en mijn schreden gaan
Vergezeld door flarden van drank
Straks opnieuw door regen en wind
Kruiselings en vermoeid
Opweg naar het verdere niets
En haar geur is morgen verwaaid.
J. Gans