126. M. ter Braak aan E. du Perron
Rotterdam, 5 April '32
Beste Eddy De specialist is niet meer; gisterenmiddag te drie ure is hij in Tivoli overleden. De vergadering was bepaald eenigszins aangrijpend. Ik had n.l. van te voren nog een verzoeningspoging - op - schrift van Jordaan ontvangen, die ongeveer dezelfde argumenten inhield als de vorige, maar nog vriend-
schappelijker. Er is in de mondelinge bijeenkomst geen hard woord gevallen, daar ik geen moment de terugtrekking van mijn stuk (zooals de collega's hoopten) kon overwegen. Toen moest ik dus ‘van mijn plaats opstaan’, hetgeen geschiedde. Figuurlijk althans. Het uittreden is daarop als volgt geregeld: ik zou mijn artikel eenigszins herschrijven als ‘afscheids-credo’, zooals Scholte het zielvol noemde, zoodat het geen aanleiding behoefde te geven tot een laatste woord van hem. Dit was het eenige argument van hun kant, waarvoor ik iets kon voelen: dat het beter is afscheid te nemen met een artikel zonder repliek. Dat is ook de eenige verplichting, die ik tegenover mijn filmverleden in acht kan nemen. Ik heb nu inderdaad het stuk herschreven, wat neerkomt op het weglaten van de citaten uit Scholte's stuk; hij behoeft nu niet te antwoorden, want ik verdwijn met een ‘credo’ (geen ‘sex credo’, maar het credo tegen de sex-appeal van Marlene dus!). Het stuk lijkt me nu even scherp gebleven, al is het minder persoonlijk; het viel me des te minder moeilijk, op dit punt toe te geven, omdat ik wist, dat jouw stuk in Forum onze boontjes verder wel zal doppen. Jordaan huilde bijna; hij ziet in deze drieheid blijkbaar een stuk van zijn leven kapotgaan. Zijn houding is sympathiek, en het was ook voornamelijk daarom, dat ik niet met openlijke kif wilde aftreden.
Dit formaliter. Voor de rest, wat dus de kracht van de argumenten betreft, had ik het gevoel, met ambtenaren af te rekenen, met politici, journalisten. De poging, om de zaak te schipperen, spreekt al boekdeelen. Het doet me alleen wel pleizier, dat deze ambtenaren toch weer van een iets beter kaliber zijn dan Premsela of Schotman, zoodat het mogelijk was, de principieele uiteenzetting in een aangename en contrapuntische sfeer te houden. En dan: er bestaat werkelijk zooiets als een ‘teedere herinnering’ aan de jaren van de oude liga; voor Jordaan zou die herinnering op zichzelf al voldoende zijn, om al maar door verteederd samen te blijven, voor mij is het hoogstens een reden, op een iets gewijzigde manier op te stappen.
Ik kondigde aan, dat je artikel in Forum zou verschijnen. De
heeren ‘hadden het liever in Filmliga gehad,’ maar ik denk, dat die wensch wel vergaan zal, als ze het artikel lezen.
Eén opmerking frappeerde me. Jordaan zei, met een erg voorzichtig en pijnlijk gelaat: ‘Eerlijk gezegd, bij het lezen van je stuk tegen Scholte moest ik telkens denken aan de toon van het gezond verstand, dat wij vroeger plachten te bestrijden.’ Dat is wel karakteristiek voor de situatie en voor de specialiteiten.
Het werd, geloof ik, wel tijd voor deze groote schoonmaak op filmgebied. Ik ben zeer benieuwd naar de reacties.
Laat spoedig iets hooren en groet Vestdijk. Een hart. hand van
je Menno