138. M. ter Braak aan E. du Perron
Rotterdam, 14 April '32

aant.

Beste Eddy Hierbij een aantal verzen van Clara Bloem. Op vijf ervan heeft Jany beslag gelegd, het laatste is nog ‘vrij’. Zij heeft het mij voor Forum aangeboden; schijnt nog meer te hebben. Ik vind deze gedichten alleszins de moeite waard en ben zeer voor de plaatsing van de twee kwatrijnen in het Meinummer. Wij kunnen dan ook een beetje Clara ontdekken. Wat vind jij ervan? Wil je, als je voor bent, dat gedicht voor Forum afknippen en naar Maurice doorzenden? En mij de rest terugsturen? (Stuur het in ieder geval maar naar Maurice, hij moet het toch lezen).

Hartelijk dank voor je beide brieven. Die Vestdijk maakt me razend nieuwsgierig. Stuur vooral gauw de novelle, als die af is! En ook het essay.

Hiegentlich is inderdaad erg. Het is wel het allerergste in de litteratuur [...]. Als de dominee-leeraar M.O.-schoolmeester werkelijk onuitroeibaar is in Holland, dan is er toch de mogelijkheid hen langzamerhand tot paria's te maken. Aan die mogelijkheid geloof ik nog een beetje. Er is nu toch ook niemand meer, die zich door een barbier laat behandelen voor steen-

[p. 187]

puisten. God's molens malen langzaam en geweldig. En anders verlaten we na twee jaar de redactie. Maar ik bid je: gezamenlijk. Greshoff en Engelman over Flandre vergelijkend, heb ik eigenlijk weer eens het gevoel: de waarheid ligt in het midden. En zegt dat niet veel voor een eenzijdige? hart. hand van je

Menno

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie