203. E. du Perron aan M. ter Braak
Garches, Zaterdag. [20 Augustus 1932]
Beste Menno, Dit uit een allerliefst plaatsje bij Parijs, maar het is het derde dat we afzoeken in deze smoorhitte. We doen niets dan limonade drinken, eten is bijzaak, zweeten gebeurt zonder één seconde oponthoud: iedere drie munuten een natte zakdoek. We hebben van allerlei gezien, maar nog niets geschikts gevonden; en het leven wordt echt duur. Vandaag hebben we een gesplitste campagne; Bep in Suresnes, ik hier; rendez-vous tegen avondval in Le Val d'Or! (mooie naam, hè?)
Hierbij een brief van Van Wessem die mij met walging vervult. Als ik deed wat ‘mijn hart mij ingaf’, schreef ik hierop: ‘Je bent een verdomde ouwehoer en loop verder naar de pomp’. Maar ik bedenk dat het in menig opzicht een brave kerel is en ik antwoord dus maar heelemaal niet. Zijn brief mag je na lezing verscheuren. Wat zijn roman betreft, ik blijf bij mijn idee: alleen de strict-noodige fragmenten voor het verhaal Jacques - John (dit door ons uit te maken: jij, Maurice en ik); anders ben ik tegen. Schiet je op met Dumay? Stuur je het ms. dan naar Gistoux? Ik ben er zeker den 27en, en kan mij er dan heerlijk aan wijden.
Hartelijke groeten, en neem dit krabbeltje voor lief.
je E.