Menno ter Braak
aan
Henrik Scholte
Rotterdam, 16 september 1931
B.H.
Na met aandacht je concept geheim contract te hebben bestudeerd, wil het me voorkomen, dat het naar den geest goed is, maar dat eenige uitdrukkingen zullen moeten worden gewijzigd, wil het geen onaangename gevolgen hebben en scheeve verhoudingen in den boezem der redactie geven. Ik vind een gebiedsverdeeling heel goed, maar alleen, wanneer die niet krenkend voor Otten is. Tenslotte (en dat is juist het lastige punt) is de man een ‘auteur’ en (daar ik hem iets meer dan oppervlakkig ken, kan ik daarvoor wel instaan) bij veel kleine ijdelheidjes een zeer betrouwbare kerel, dien ik niet voor het hoofd zou willen stooten, ook al ben ik evenmin als jullie van zijn filmportretten-stijl gediend.
Ik zou daarom de eerste alinea na het wit als volgt willen formuleeren:
‘De algemeene leiding berust bij de vier redacteuren gezamenlijk. De leiding der aesthetische rubrieken (filmcritiek, journaal, theoretische artikelen) zal, met het oog op de critische onafhankelijkheid, die het orgaan t.o. de Ned. Filmliga moet bezitten, berusten bij ter Braak, Jordaan en Scholte. Het redactie-secretariaat etc.’
Door deze formuleering geef je de niets-zeggende ‘alg.leiding’ aan de geheele redactie, incl. Otten; het zal hem iets meer gewicht geven en ons niets schaden. In de tweede zin wordt bovendien zijn uitsluiting van de rest gemotiveerd, zonder zijn filmportrettisme aan te roeren, terwijl het toch plausibel klinkt.
Ga jullie accoord met deze wijziging, dan ben ik onmiddellijk geneigd, deze werkverdeeling te onderschrijven.
m.h.gr.
Menno ter Braak
Otten zendt je het jaarverslag vanavond toe.
A propos. Je ontvangt dezer dagen een verzoek van Bouws namens de redactie van ‘Forum’, om een artikel voor het eerste nummer over een onderwerp het tooneel betreffende. Mogen we daar op rekenen? (de bedoeling is niet een kroniek, maar een kort essay). En kunnen we je naam onder de aangekondigde medewerkers opnemen?
Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam