Menno ter Braak
aan
Henrik Scholte
Den Haag, 12 oktober 1938
12 Oct.1938
Beste Henny,
Na de zaak nog eens rijpelijk te hebben overwogen en ook de dialoog nog eens te hebben ingezien, blijf ik toch mijn eerste conclusie: n.l., dat het (voor mij althans!) geen zin heeft om nu juist deze film in te leiden. Mijn hoofdbezwaar is, zooals ik je al zei, het ontbreken van iedere sociale, documentaire motiveering, die het gegeven met de “werkelijkheid” had kunnen verbinden. Wat er nu overblijft, is een bij momenten zeer goed gespeelde love story, gebaseerd op een idee van kameraadschap, die voor mijn gevoel ook geen realiteit wordt. Wanneer ik dus over die dingen een inleiding zou spreken, zou ik voortdurend het gevoel hebben, dat ik over iets heel anders spreek dan de film in quaestie… en daardoor een gevoel van malaise, omdat ik iets deed, dat ik voor mijzelf niet kon verantwoorden.
Ik hoop, dat je deze motiveering aanvaarden kunt, en ik meen wel te weten, dat je die aanvaarden zult. Hoewel onze wegen ver uit elkaar zijn geloopen, hebben we, merkte ik eergisteren, toch nog contact genoeg om als “man tegen man” met elkaar te spreken; eerlijk gezegd, ik was niet zoover van de oude Liga-stemming, al liggen de verhoudingen nu dan ook totaal anders. Ik vond het oprecht pleizierig, jou en Isabel weer eens langer dan een paar minuten te spreken en hoop, dat daartoe binnenkort nog eens gelegenheid zal zijn.
De dialoog stuur ik je dezer dagen via Het Vaderland terug.
h.gr. voor jullie beiden,
Menno ter Braak
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum