Henrik Scholte
aan
Menno ter Braak (Den Haag)
Amsterdam, 8 mei 1939
Beste Menno,
Op grond van een bericht hedenmorgen in ‘Het Volk’ voel ik mij gedrongen om je te schrijven. Jouw en mijn leven hebben van onze studiejaren af altijd uit zulke merkwaardige, ik zou haast zeggen contrapunctische parallellen bestaan, dat wij wel steeds op de een of andere wijze elkaars scheepssignalen zullen moeten blijven gadeslaan. Het laatste was dit het geval bij onze nek aan nek race om ‘Het Vaderland’, nu vier of vijf jaar geleden. Toen heb je mij geschreven, weinig vermoedende, hoe voor ons beiden de verdere ontwikkeling zou zijn. Ik heb in dien tijd ‘Het Vaderland’ en deszelfs hoogstgeplaatste personen min of meer van dezelfde zijde leeren kennen als jij thans. Het treffende daarbij is, dat jouw en mijn instelling zoo hemelsbreed verschillen, dat ik eigenlijk eerder geacht kan worden, aan de zijde van je tegenstanders te staan. Dit trof mij eens te meer, toen ik verleden week het debat met Hans volgde, waar ik het standpunt van Hans moest deelen in zijn overigens bar slechte en verder onder de maat, jouw maat, geschreven artikelen. Als je je motieven herinnert, waarom je destijds ontslag genomen hebt uit ons driemanschap van ‘Filmliga’ en je de daarbij geschreven artikelen van jou en mij over von Sternberg herinnert, dan zul jij ook door deze overeenkomst getroffen worden.
Het leven zelf heeft overigens bewezen, dat wij beiden consequent zijn geweest in deze instelling. En daarom is het mij een intenze behoefte om je op dit oogenblik uiting te geven aan mijn respect voor de intègre wijze, waarop jij jouw idealen zonder compromis of goedkoope transactie hebt weten te verdedigen, met een zuiverheid, die jouw idealisme ver plaatst boven de troebele en mesquine strijdmethoden van je tegenstanders. Dat zij uiteindelijk wellicht juist mijn medestanders zijn, doet mij op dit oogenblik beschaamd voelen. Mocht ik nog eens op directe wijze tegenover jou in het strijdperk treden, weet dan, dat ik het zal dan met een overtuiging, die zich op dit oogenblik wederom dieper dan ooit in mij wortelt, n.l. van eerbied voor jouw blazoen en een gevoel van naijver bijna op de wijze, waarop jij jouw wapens zuiver hebt weten te houden.
Ik weet ook, dat Isabell, die altijd veel meer aan jouw kant stond, en een groote sympathie had voor jouw geestelijke weerbaarheid, door deze gang van zaken ten zeerste getroffen zou zijn. Een andere merkwaardige parallel in ons leven is echter, dat deze vrouw, voor wie je bij ons huwelijk getuige bent geweest, juist op dezen dag met de kinderen naar Amerika gaat: hetzelfde Amerika, dat je tien jaar geleden en bijna op den dag van ons huwelijk in twee pagina's, die tusschen jou en haar een in al hun contrast scherp ingesteld contact te weeg brachten, ‘hebt afgewezen’.
Je hebt haar verleden jaar bij Chez Eliza eens gezegd, dat je thans in je hart eigenlijk het liefst in Amerika zou zijn. Mocht dat ooit zoo ver komen, zoek dan mijn gescheiden vrouw in San Francisco op. De wetenschap, dat zij op dit keerpunt van je leven aan jouw zijde zou staan, is iets, dat ik wil dat je weet.
Laat het je goed gaan, wij zullen elkaar niet zoo spoedig uit het oog verliezen, ook al hebben wij daartoe geen dagelijksch contact noodig.
Met beste wenschen
t.t. Henny Scholte
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum