H. Marsman
aan
Menno ter Braak (Amsterdam)

Zeist, 14 oktober 1925

14-X-'25

Amice,

Ten eerste wensch ik jou en ons geluk met je capitale Adwaïta-studie (ik hoop je dezer dagen de proef te kunnen sturen; ik bezorg dan de revisie). Ten tweede zou je me ten zeerste verplichten door een opstel over ‘Kleine Inez’ en ‘De Afspraak’. Kun je het samenvatten? (‘proza van “1910 ('05)”?’) en door allerlei andere copie. Spoor ook D.B. en H.S. tot het schrijven en zenden van werk nadrukkelijk aan. Met het Oct. nummer, dat vermoedelijk goed zal worden, is alle kruit verschoten. Laat mij (nog) niet in den steek. Zeg D.B. dat ik onmiddellijk na mijn bezoek aan A'dam, Van Vriesland de ‘Samenspraken’ terugzond; dat ik geen verdere bijdrage kan geven voor den Almanak, noch een photo van Slauerhoff, dat ‘De Man uit Frankrijk’ gereed is, maar pas in Dec. verschijnt (zeer weinig om niet te zeggen totaal niet meer een detective is; meer algemeen, principieel, dan persoonlijk werd, en mij wel voldoet. ). Kun je ook over Zebedeus schrijven?

Laat D. ook de recensie over Campert sturen, en er een schrijven over [Hesperiden] (ik heb het Dec. ex., dat kan hij, desgewenscht, krijgen).

Als een deel van de bijdragen, die ik jullie nu vraag, in het Nov. nummer moet komen, - en ik ben daar zéér op gesteld - dan moet ik die voor den 1en toch wel hebben. Alles is al laat genoeg. -

in afw.

t. à t. H. Marsman

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie