Jacob Koekebakker
aan
Menno ter Braak (Amsterdam)
Middelburg, 13 oktober 1925
Beste Menno. Mijn dank voor de P.C. ik las je beschouwing over ‘de Blauwe Vogel’ met genoegen. Ja, als je 't vergelijkt met het gewone genre ballet-revue-operette is 't ongetwijfeld een groote verbetering. Maar ik vergelijk het ook met ideale kunst, en dan is 't jammer, dat er nog zooveel geofferd wordt aan de grove smaak van 't publiek. De volksscènes waren alle drie toch beneden peil. Het balspel ook maar zoo zoo. De tragische effecten waren dunkt me de meest geslaagde, vooral ‘de eeuwige vraag’. En van de luchtige waren ‘dame, koetsier en [xxx] en ‘de maand Mei’ misschien de fijnste. De moppen waren ook wel wat àl te zeer cabaret-achtig, zooals ‘de dwergen’! -
Je beschouwing over de V.C.J.B. acht ik wel ongeveer juist, al zijn de hoofdleiders mijn persoonlijke vrienden. Evenwel mis ik in je kritiek het opbouwende element, ontleend aan een eigen ideaal. Het gemis daarvan doet zich in de kritiek schrijnend gevoelen. Wat jammer is voor een jong leven.
Wij vonden het aardig jullie eens in je omgeving te zien. Als je eens hierheen komt, moet je ook bij ons eens komen kijken.
Met hart. gr. van ons aan jullie allen
tt
J Koekebakker
Origineel: Den Haag, Literatuurmuseum