Menno ter Braak
aan
H. Marsman

Rotterdam, 9 november 1929

R'dam, 9 Nov. 1929

B.H.

Je spontane brief over het Carnaval heeft me buitengewoon goed gedaan. Hoewel ik me theoretisch op jullie gedeeltelijk afwijzend oordeel had voorbereid, ondervond ik de realiteit toch nog altijd als een kleine koude douche. Zoo ís de mensch nu eenmaal. En daarom doet het me ook veel goed, dat je in de rest goede dingen vindt, en vooral het slot waardeert. Ik weet n.l. nu al, dat mijn volgende boek die richting op zal gaan en dus het lyrische element zal verlengen. Wat zei Dick van het geheel? Ik wacht met smart een brief van hem.

De Gemeenschap geeft het boek niet uit zooals je zeker al ter oore kwam. Ook een verwacht resultaat, maar ditmaal een economisch parket. Wat zal ik nu doen?

Voor de V.Bladen zal ik in de kerstvacantie een prozakroniek over ‘Hart zonder hand’ en een boekbespreking over ‘Vrouwen’ van Emmy schrijven.

Hoe staat het met levens-, schrijf-, huwelijks-, huisplannen? Zijn de 5 Vingers al uit? Hoe is de roman van den Doolaard?

Wil je me, als je het tenminste in je bezit hebt (wat ik uit je brief vermoedt) het manuscript even aangeteekend terugzenden? Graag!

h.gr. tt,

Menno

 

Origineel: Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie