Menno ter Braak
aan
P.H. Ritter Jr.
Rotterdam, 13 september 1931
13 Sept. 1931
Zeer geachte Heer Ritter
Tot mijn spijt heb ik mij hedenmiddag bij mijn rede over Huxley nog eenmaal versproken inzake het Christendom; d.w.z. de ‘erge’ passages kwamen te vervallen, maar op één plaats had ik vergeten, de copie te verbeteren, zoodat ik in de haast (de muziek duurde 5 min. te lang) nog gewag maakte van ‘het bloedelooze ideaal van het Chr.’ of zoo iets. Geciteerd naar Huxley, die het bovendien nog weer door iemand anders laat zeggen.
Ik laat U dit even weten, omdat ik U beloofde, deze christelijke klippen te omzeilen. Mocht een of andere heer uit dat andere kamp U er eenig verwijt van maken, dan machtig ik U bij voorbaat, namens den heer ter Braak excuses aan te bieden.
M.v.gr. en hoogachting,
Uw dv. Menno ter Braak
Origineel: Utrecht, Universiteitsbibliotheek