Menno ter Braak
aan
H.A. Gomperts

Den Haag, 4 juni 1939

Den Haag, 4 Juni '39

 

B.G.

Je brief heeft me erg veel pleizier gedaan, en wat je daarin zegt, lijkt mij (afgezien van den lof, die ik graag incasseer) ook volkomen de problematische kanten van het elite-boekje weer te geven. Voor mijn eigen gevoel voltooit het inderdaad ook den gedachtengang Politicus-Christenen; het had aan de Christenen vast kunnen zitten, maar door zijn toekomstspeculatie heeft het toch ook weer een nieuw element.

Ik schreef het boekje, nadat de ‘idee’ door een lezing bij me op was gekomen. In de eerste plaats als een bewijsvoering tegen de superioriteit der twee oude elites, van Regnum en Sacerdotium; wat er bovendien nog aan z.g. positiviteit uitkwam, behoort, zooals je suggereert, tot het gebied van het ‘geheim’, waarover de nieuwe elite eigenlijk het zwijgen moet bewaren. Men spreekt niet over iets, dat men zelf een geheim noemt... Tenzij bij wijze van intermezzo, en als zoodanig is dit boekje dan ook ontstaan; het moest daarom ook vooral kort zijn, het mocht niet meer worden dan een aanduiding van het geheim. Iedereen, ook de heer, die meent, dat ik mijzelf door dit geschrift tot elite mensch bombardeer, kan er uit halen wat hij wil, en iets anders zou ik ook niet begeeren.

Hoofddoel was misschien toch wel het uitspreken van de eenige mogelijkheid, die er m.i. is om de volkomen triomf van de nihilistische ‘massa-elite’ met een ‘tegenzet’ te beantwoorden. In de practijk zal die zet overigens wel moeten bestaan in een oneindig aantal kleine zetjes, voortkomend uit de nieuwe mentaliteit dergenen, die het nihilisme aan den lijve hebben ondergaan en zijn consequentie van ‘bellum omnium contra omnes’ niet kunnen aanvaarden - die liever naar de verdommenis gaan dan dat leven te leven. Bij het uitspelen van al die kleine zetjes zal het probleem van het gezag en van het comediespelen steeds actueeler worden. Overigens is dit comediespelen in zekeren zin reeds verdisconteerd in het feit, dat wij sociaal leven; het was b.v. 5½ jaar verdisconteerd in mijn bestaan als journalist. Mocht daaraan nu een eind komen (er is nog steeds geen antwoord binnengekomen op mijn tegenvoorstellen), dan zal ik naar een anderen modus moeten gaan zoeken, die ander comediespel met zich meebrengt. Het leeraarschap, een (tijdelijk) bohemienbestaan? beide zijn voor mij nu weer mogelijk, maar ik geloof het laatste meer dan het eerste. Het gemakkelijkste vallen mij die dingen, wanneer ik totaal vergeten kan, dat er iets van een eliteverlangen in mij leeft. Wanneer ik mij gewoon kan gedragen als de democraat, die zijn rol speelt; dringen werkelijke eliteverlangens tot mij door, dan heeft dat bij mij, steeds depressieve periodes tengevolge. Ik behoor zeker niet tot de menschen, die het ‘leuk vinden’ om elite te zijn, integendeel, want ik kan alleen goed definieeren, wanneer de wetenschap van het designeeren een achtergrondswetenschap blijft, een ‘herinnering’.

Ik zal dat boekje van Rengers Hora Siccama trachten te krijgen, of is het uitverkocht? Uit deze kringen heb ik eigenlijk niets gelezen. Ik verdiep me tegenwoordig in sociologen, zooals Lévy-Brühl en Dürkheim.

Dat boek over de Joden bevalt mij ook niet erg, het heele probleem is een probleem voor de ‘horde’; alles wat nuance is, blijft van het Joodsche vraagstuk in zijn tegenwoordige vorm nu eenmaal zeer ver. Bijzonder walgelijk vond ik overigens alleen den heer Van der Spek, die er beter aan gedaan had royaal antisemiet te worden. Pos, die het boek samenstelde, is een braaf man, en iemand, die ook wat durft, maar allerminst een oorspronkelijke geest.

Ik hoop nu toch werkelijk spoedig naar Amsterdam te komen om je met grondige argumenten te bewegen je gedichten te publiceeren, helaas is collega 's Gravesande ziek en moet ik dus ook nog waarnemen, zoodat ik op diens terugkeer zal moeten wachten. Tot zoolang!

Van ons beiden veel hartelijke groeten

je MtB.

 

Ik heb verder op mij genomen ‘Die Revolution der Nihilismus’ van Rauschning voor 31 Juli te vertalen. Dit, toen ik dacht, dat ik er bij het Vad. zeker uit lag en per 1 Sept. dus ‘broodeloosheid’ voor de deur stond. Nu de commissarissen begonnen zijn bakzeil te halen, drukt dit werkje nogal op me.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

 

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie