D.A.M. Binnendijk
aan
Menno ter Braak [Eibergen]
Zutphen, 8 juli 1924
Zutfen–VIII.–VII-XXIV
Beste kerel.
Het spijt me, dat ik je ouders niet persoonlijk kan bedanken voor hun grenzenlooze gastvrijheid, die ze mij wederom in zoo ruime mate - ondanks huiselijke drukte - hebben doen gevoelen; - maar ik voel mij te ‘down’ om me te zetten tot een, toch altijd ietwat officieel, epistel. Je zult me een groot genoegen doen, als je hen uit mijn naam nadrukkelijk m'n dank wil overbrengen en zij zullen mij bizonder verplichten, in dien ze mij mijn hoffelijkheid ten goede willen houden.
Vanmiddag sprak ik Friede. Het onderhoud had een dergelijk verloop, dat we besloten elkaar niet meer te zien. Vriendschap kan zij - ten slotte toch - niet, als uiterlijke verhouding dan, dulden: dat is 'n kwelling. Ik begrijp, wat ik verloren heb. En niettemin is het mij onmogelijk anders te doen, dan wàt ik doe.
Laat ik er verder niet meer over schrijven. - Ik maakte een getypte plaquette van 6 verzen voor je. Ik had er zelf genoegen van. Hierin liggend stuur ik de definitieve redactie van de wandeling. Van ‘doorzichtig’ maakte ik: ‘doorschijnend’ wat mij ijler klonk. Het ‘motto’ moet staan tusschen de titel en de tekst, rechts boven. Zet dus de titel maar niet links, doch bovenaan. Tenzij links ook goed staat.
Veel hartelijke groeten aan je ouders en broers en vooral aan Tine. Zelf een poot van
je Dick
Schrijf even, wanneer je de 10e langskomt. Misschien kom ik even op 't perron; dan krijg je meteen het bundeltje. D.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum