Victor E. van Vriesland
aan
Menno ter Braak
Blaricum, 15 september 1925
Blaricum, 15 Sept. '25
Waarde Menno,
Mijn besten dank voor de toezending van je opstel. Ik vind het buitengewoon interessant en scherpzinnig. Met dat van Verwey is het verreweg het beste, dat over Adwaita werd geschreven, maar jouw opzet is methodologisch juister. Mij is het een persoonlijke voldoening dat eindelijk een studie als deze, die op de hoogte van haar onderwerp staat, over d.M. geschreven is.
Enkele kleinigheden, bij eerste lezing genoteerd. p. 7 tweede alinea ‘uitgebuite’ symbool; - niet mooi, beter: gexploiteerde, of (in anderen zin, passief, gezien:) afgesleten. p. 12 eerste al.: ‘belangrijkheid’ - dit woord lijkt me in dat verband verkeerd gekozen; ik zou zeggen: zijn tragiek als dichter, en zou dan 7 regels lager de stippeltjes vervangen door ‘en’ of ‘maar’.
p. 9, voorlaatste alinea. Je beschouwing over het Woord is van groote beteekenis voor je betoog, en daarom is het jammer dat juist dit gedeelte te sommair gehouden is en daardoor niet geheel doorzichtig geworden. Deze hoogst belangrijke kwestie behoeft eenige nadere uitwerking. Volgens mijne meening is de hoofdstrekking, opvatting omtrent de magisch-sacramentale waarde, de bezweringskracht, van het woord bij Adwaita, niet juist. Doordat de dichter van ‘Brahman’ zoo sterk plastisch, zinnelijk, visueel werkt, vervult en: het Woord bij hem een sterk dienende en nauwelijks autonome functie. - De ‘elementaire verwantschap’ tusschen het wijsgeerig proza en mystisch gedicht is volkomen juist gezien en vormt de grondslag van je critische methode in je stuk. Wat je dan daarna zegt over de ‘evenzeer slechts elementaire waarde’ die het woord in het zinsverband kan hebben (lees: een slechts evenzeer elementaire waarde!) is mij niet duidelijk geworden. - Kan je deze alinea niet nog iets uitbouwen?
Bovenstaande opmerkingen schrijf ik in grooten haast na één enkele lezing. Ik stel mij voor, nog nader en uitvoeriger op je stuk in te gaan, gelijk het ongetwijfeld verdient. Ik sluit hierbij 3 stukken van v. Eeden in (het eene werd mij indertijd toegezonden zoodat de onderstreepingen daarin van mijn naam niet van mij zijn). Ik zal voor je bibliogr. noot een lijst opstellen van de kritieken in mijn bezit, en deze nog eens completeeren met recensies die Mevr. dèr Mouw, bij wie ik eind dezen week logeer, nog mocht hebben: ik zend je die lijst dan uit Den Haag. Ik schrijf je dan rustiger; wacht dus nog met mij te antwoorden, dit was slechts een woord van dank in vliegende haast. Kan deze niet meer overlezen. de leugenachtige prullaria van v. Eeden gaarne retour!
Hart. gr.
tt. V.v. Vriesland
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum