Ant Faber
aan
Menno ter Braak [Rotterdam]

Zutphen, [22 november 1931]

Zutfen. Zondag.

 

Beste Menno

'k Was blij met je brief. Niet om het erg aardig verklaren van de ‘afpersing’. Het ‘bezit’ van ‘Hampton Court’ brengt, evenals alle andere bezit, vele verplichtingen met zich!

Ik begin er werkelijk zin in te krijgen, het boek onderhanden te nemen en met jou er over te schrijven of te praten. 'k Ben zelf ook erg benieuwd, wat m'n opinie zal zijn. Maar je zal toch nog een poosje geduld moeten hebben.

In de 2de plaats is het zoo erg goed voor me om mijn opinie niet alleen voor mij zelf te vormen. Mijn bezwaren in m'n vorige brief waren louter voortgekomen uit een gevoel van twijfel aan mezelf, dat me altijd weer bekruipt en waaraan je vaak met moeite ontkomen kan.

Ik kan onmogelijk ‘ik kan het niet’ zeggen, als ik in m'n hart wel weet, dat ik het beslist wel kan, of misschien wel zal kunnen, maar het kost wel groote moeite om dan je gebrek aan zelfvertrouwen (mooi woord!) op zij te zetten.

Je kan het dus mede als een paedagogische bijdrage boeken, mij uit mijn schuilhoeken weg te halen.

Dan ben ik het niet eens met je over het begrip ‘spontaniteit’.

Jij beweert, dat jou spontaniteit voor een groot deel geconcentreerd is op je intellect. Dat is voor mij een onmogelijkheid. Een gevoel, dat spontaan uit iemand naar buiten komt, is dus volgens mij een gevoel, dat niet vooraf beschouwd en gewogen is of kan worden. Het kan alleen achteraf door je intellect geanalyseerd worden, maar heeft als zijnde spontaan gevoel niets met je intellect te maken. Het wordt alleen bepaald door je aard en je wezen, en ik acht de invloed van je intellect daarop gering.

Zoo gauw als iemand zegt: ‘ik wil spontaan hartelijk zijn’ is dit voor mij een gevoel, dat gerekend moet worden onder de valsche gevoelens.

Ik vind het niets gevaarlijk, integendeel, om je eigen gevoelens in alle stadia te analyseeren en te probeeren daaraan de juiste waarde toe te kennen, ook de spontane. Ik wou, dat alle menschen zich wat meer verdiepten in hun eigen gevoelens, in plaats van altijd te snuffelen aan die van anderen, en daardoor de gevoelsvervalsching in de hand te werken en het onderscheidingsvermogen waar-valsch te verliezen.

Voor mij ligt hier de reden voor jou bezwaar. Als je menschen, waarvoor je vriendschap voelt, met hartelijkheid tegemoet komt (niet aangedikt), die voortvloeit uit een waar gevoel, en die menschen denken dan, dat ze voor den gek worden gehouden, dan zou ik die menschen willen rekenen onder den groep, die nooit gewend is z'n eigen gevoelens te analyseeren. 'k Hoop dat je begrijpt wat ik bedoel.

Zoo gauw het iemand geldt, die ook voor jou voelt, zàl men die ware gevoelens ontdekken, zonder dat ze tot sentimentaliteit gedegradeerd behoeven te worden.

Dan nog dit.

Het analyseeren van al je gevoelens beschouw ik voor mijzelf altijd als een louter verstandelijk iets. Het voorziet bij mij in een bepaalde behoefte, evenals b.v. schaken, in zoo'n behoefte voorziet. De uitwerking is hetzelfde: 'k krijg er altijd pijn in m'n buik en longen van.

Tot nog toe bleef ik tegen mezelf beweeren, dat dit in de grond ‘spielerei’ is en aan je eigenlijke wezen vreemd blijft. Ik betwijfel dit de laatste tijd weer eenigzins, en ben ten aanzien van de juistheid van mijn stelregel zeer wankelmoedig, maar niet overtuigd van de foutiviteit.

'k Heb zitten gnuiven over de lage hakken theorie. Je moet weten, dat toen ik je 's middags van 't station wilde halen, ik bij mezelf dacht: 'k Moet eigenlijk wel even andere schoenen aan trekken, want Menno ter Braak vindt dat schoeisel natuurlijk verfoeilijk. Maar 't is net of ik dan iets duivelachtigs krijg; of er een zekere experimenteer geest over me vaardig wordt. Ik hield ze natuurlijk aan. 'k Heb er werkelijk verder niet meer aan gedacht, totdat je er over schreef en 'k natuurlijk gnoof. 't Was wel het uiterste gevergd, vetleeren met kanjers van platte hakken.

Is anders heel gezond zulke voorop gezette bedenkingen te zien ontzenuwd. Wel geloof ik dat dit vaak waar is. Ik zie naar een bepaald slag ‘maatschappelijk werksters’, dat ik me niet voor kan stellen zonder die hakken.

Je angst om A.J.C. neigingen bij mij te ontdekken was verder niet geheel ongegrond. 'k Was in A'dam een half jaar lid v/d A.J.C., maar ben er op zeer onmaatschappelijke wijze uitgebarsten.

Je voorstel om in Amsterdam de film te gaan zien, vind ik prachtig. Zullen we het uitstellen tot na 5 Dec. Ik moet me eenigzins tegen mezelf beschermen. Mineke heeft over me geklaagd, 't kind heeft gelijk.

A.s. Woensdag moet ik naar A'dam voor een studieavond. Maar 'k moet eerst eenige kinderen leeren met hun handen te arbeiden, en ben dus pas ± 6 uur in A'dam (W.P.). 7 uur in de Maasstraat dus blijft er geen tijd meer over. 't Beste zal dus zijn op een Zaterdag of Zondag (andere dagen kan ik ook). Stel jij dus maar een datum vast dat je de studio krijgen kan. 'k Ben erg benieuwd. Gevaarlijk van je om te hopen, dat ik er sceptisch tegenover zal staan. M'n aard volgende doe ik nu natuurlijk al m'n best er niet sceptisch tegenover te staan, wat niet zal beletten, dat ik je eerlijk zal bekennen, wanneer ik het wel doe. 'k Hoop, dat al de soepgeuren me niet al te zeer materialistisch zullen maken. Je schrijft dus wel even wanneer het experiment kan plaats vinden.

Dag hoor.

Hart. gr.

Ant

 

Toen je hier was, wilde je Vader een boek laten zien. Welk was dat? Is het soms iets voor Sint Nicolaas? 'k Hoop dat je m'n gekrabbel kan lezen. 'k Ben door m'n Pa naar bed gestuurd.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie