Menno ter Braak
aan
Ant Faber [Den Haag]

Rotterdam, 15 januari 1932

Rotterdam, 15 Jan. 1932

 

Beste Ant

Alle condities, in je brief gesteld, kan ik dadelijk aanvaarden. Je behoeft niet bang te zijn, dat ik beleefdheidsvormen als voorwendsel zal kiezen om afspraken te maken. Dacht je heusch, dat ik op dit gebied liefdadigheid zou kunnen toepassen, zonder me onmiddellijk te verraden? De reden, waarom ik zoo graag afspraken met je maak, is eenvoudig genoeg: ik vind het buitengewoon pleizierig, met iemand te praten, die me met één (half) woord begrijpt. Je moet mij daarom maar niet kwalijk nemen, als ik me soms eensklaps weer formalistisch voordoe. Er zit n.l. tusschen mijn ‘vorige leven’ en het tegenwoordige het schot van dat ellendige avontuur met dat duitsche huwelijk. Dat drukt misschien nog een stempel op mijn gedragingen.

Ik had je willen voorstellen, morgen (Zaterdag) middag een afspraak in den Haag te maken; maar als je nog steeds niet heelemaal in orde bent, is het misschien beter van niet. Mag ik het aan jou overlaten, te beslissen wat je wilt? Je kunt me morgen tusschen 9.35 en 10.25 (een vrij uur) telefonisch bereiken onder nummer 36201 (Rott. Lyceum). Onder bovengenoemde condities dus: dat je precies doet, waar je zin in hebt, en met de wetenschap, dat het voor mij zoo weinig op een opoffering lijkt als vermoedelijk tante Griet op Nietzsche. (Trouwens, wees nu eerlijk: is het idee van een opoffering serieus bij je opgekomen?)

Anders schrijf ik je uitvoeriger naar Zutfen.

Dag! hart. gr.

je Menno

 

N.B. Ik veroorloof mij U.Ed. te doen opmerken, dat de kleur van het geëtaleerde gewaad niet bruin doch zwart was. Met rood afgezet.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie