Menno ter Braak
aan
Ant Faber [Zutphen]

Rotterdam, 28 mei 1932

R’dam, 28 Mei 1932

 

Beste Ant

Even, hoewel in het kort, wil ik je bedanken voor je lange brief. Ik ben (voor mijn doen) uitgeput, heb n.l. als een idioot aan ‘Dumay’ zitten schrijven tot half twaalf, een krachtprestatie, en kon daarna den heelen nacht niet slapen van de inspiratie. Verder heb ik vandaag het ‘Démasqué’ als boek gearrangeerd, door een aantal Forums uit elkaar te rukken en weer in andere combinaties aan elkaar te hechten. Als boek verschijnt het ‘Démasqué’ in de herfst.

Je theorieën zijn me als bijna altijd uit het hart gegrepen. We zijn het werkelijk erg roerend eens, hetgeen trouwens door Elisabeth du Perron aanstonds was geconstateerd, nadat ze jou op bezoek had gehad. Maar je weet nooit, of twee menschen het soms roerend eens zijn, omdat zij eigenlijk heelemaal (maar dan ook absoluut en fundamenteel) verschillen. Dit zou dan een oplossing zijn voor de vele schijnbaar gelijke individuen, die toch langs elkaar heen gaan. Eigenlijk geloof ik ook weer niet, wat ik schrijf. Ik ben alleen maar wantrouwend, omdat ik iedere, zelfs de absurdste mogelijkheid, wil overwegen. Wel ben ik ongelooflijk ‘afgetakeld’ na mijn Berlijnsche waagstuk! Zoo bedaard, en zoo raisonneerend, zoo goed bestand zelfs tegen de lente! (zie de musschen, waarover je schreef). Ik vraag me af, of dat ook niet een veeg teeken is, een teeken van zelfbeheersching, dat eigenlijk allerminst een compliment is.

Gesteld nog eens even, je had destijds geen andragogische bedoelingen gehad en je had à la Gerda een aanval op me gedaan. Het is wel tragisch, om te moeten bedenken, dat dan waarschijnlijk al deze overwegingen òf een achteraf-karakter hadden gedragen, òf er heelemaal niet geweest zouden zijn (voor het geval je me in vrouwelijke inconsequentie hardhandig had ‘afgewezen’). Ik wil nog eens eerlijk trachten te zijn: als je, bij die eerste ontmoeting in den Haag, b.v. het groene voorwerp en het jasje had gedragen, zou ik hoogstwaarschijnlijk vrij rechtstreeks geprobeerd hebben je ‘lastig te vallen’. (Is dit niet kiesch gezegd?) Omdat je de pij droeg, deed ik dat niet. Conclusie: de onverdachte vegetarische vriendschappen worden bepaald door pijen; aan de ééne of aan de andere kant. Tweede conclusie: een vrouw is niet mooi, als je zelf niet mooi wil zijn. Haar wil tot schoonheid, of charme, is haar schoonheid en charme. Vraag: is dit een reden, om de charme laag aan te slaan, als zijnde van zuiver epidermische oorsprong? M.i.: neen. Het is naïef, om te denken, dat gecharmeerdheid iets verhevens is; en toch gelooft 90% van het menschdom, als het verliefd is, dat de bekoring van de geliefde regelrecht samenhangt met haar superieure qualiteiten. <Maar daarom is ze niet minder belangrijk voor het contact tusschen twee individuen.> In zooverre is de gang van zaken tusschen ons exemplarisch. Maar stel je nu eens dit voor (zou óók mogelijk zijn geweest): ik had uit je pij afgeleid (stoutmoedig psycholoog), dat je volkomen ongevoelig was voor alle kleine nuance en had daaruit weer geconcludeerd, dat zelfs de bewondering voor je begrip me daarvoor niet schadeloos kon stellen, zoodat ik me uit de voeten had gemaakt (beleefd natuurlijk). Wat dan? Zou ik dan een domheid hebben begaan, of jij? Je kunt zeggen, dat ik uit de gesprekken je genuanceerdheid dan maar had moeten afleiden; maar je weet, dat één visueel argument honderd ‘litteraire’ doodslaat. (ik bedoel één groen voorwerp kan, in een aanvangsstadium, overtuigender zijn dan een gesprek over het leven na den dood). In ieder geval, je hebt me erg op de proef willen stellen, onmenschelijk bijna. Eén goed ding is dan, dat ik zoo dol op ‘geest’ ben, dat ik er zelfs lang een pij voor over heb. Maar toch, je hebt me eenigszins willen uitdossen met het ‘oog des Heeren, (dat) ziet door de kleeren, diep in 't gemoed’. Heb je daarom destijds ook nog zoo half en half de kuif van Banning verdedigd?

Nieuws van de leeszalen? Maak (of suggereer) gauw eens een afspraak. Ik ben altijd bereid en mis je soms bepaald. Schrijf weer!

hart. gr.

je Menno

 

Ik kan ook naar Zutfen komen!

 

Wie is Hermien v.d. H.? Een dochter van het kamerlid, dat zoo ‘waardig’ over de godslastering heeft gesproken? Ik voor mij bepaal me in zake dit wetsontwerp tot het vloeken in alle toonaarden. De wijze, waarop de heeren God willen beschermen (ds. v.d. H. incluis) is ridicuul. God loven dit is de wapenkreet in de kamer ter afwisseling van het boter-debat!

 

De heer v.d. Weel, naar jou door mij gevraagd zijnde, gaf een uitvoerige beschrijving van je. Hij is n.l. een meisjesgek met een goed geheugen en een heel geschikte man.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie