Ant Faber
aan
Menno ter Braak [Rotterdam]
[Zutphen], [eind juni 1932]
Beste Menno
Ik kon er werkelijk niet aan toe komen eerder terug te schrijven, 'k ben zoo sufferig.
Dank voor het drukwerkje; je hebt in dit geval volkomen gelijk (ik had dit al eerder gelezen, niet?) 'k dacht, dat er heel wat zou staan, de laatste regel was zeker eenigzins pruttelend. Je hebt ook gelijk, wat het terugnemen betreft, niet uit tolerantie. Desalniettemin blijft het bezwaar bestaan. Drukwerken zonder begeleidend schrijven zullen door mij niet meer worden aangenomen!
Aangestoken door jou brief, heb ik me ook verdiept in de ‘vrouwenbeweging’ en wel het ‘nieuw feminisme’ door Famke, let wel ‘een gewone huismoeder’. 'k Heb allerlei brochures uit de leeszaal gehaald: antwoorden aan ‘de opstandigen’ enz. 'k Heb al dat vrouwengedoe altijd beschouwd als de grootste kolder. Toch maak je je er dan misschien te gemakkelijk af. Wij profiteeren zoo gemakkelijk van hun successen, maar die gekke wijven willen altijd weer wat anders en draven altijd zoo gezellig door. 'k Ben nu op het punt er ‘wee’ van te worden, 'k berg ze dus maar weer op, van dat huwelijksideaal moet ik toch wel heel weinig hebben. Verder willen ze een huwelijksbureau oprichten met staatssubsidie en een ‘fijnvoelend echtpaar’ aan het hoofd, vervolgens hooge belasting op het ‘bachelor’schap. Dus pas maar op. Kan je veel uit leeren!
Een paar dagen geleden ben ik bij ‘Dina Hamstra’ geweest, een goed, aardig mensch. Ze vischte natuurlijk naar jou, of ik je nog wel eens sprak! Verder hebben we over het geloof gedebatteerd; ze keek me angstig aan.
Ik las gisteren het artikel van Bloem in den Gulden W. Vorm of vent. Volgens mijn bescheiden meening, stond er niet veel nieuws in, een echt ‘oude heeren’ praatje.
Verder heb ik no. 6 van de ‘Vrije Bladen’ gekocht, waarin de gedichten van Vestdijk.
Ik zit me steeds af te vragen in welke verhouding ik sta tot de poëzie. 'k Kan soms werkelijk ‘zin in verzen’ hebben, maar 'k heb toch het gevoel, dat het me niet veel doet, dat me te veel voorbij gaat en het bevredigt me maar zelden. Geschriften met poëzie leenen, doe ik nooit, omdat de ‘zin’ altijd plompverloren komt. Ik koop ze dus. En als het werkelijk niets voor me beteekende, dan kocht ik geen poëzie.
Hoe is 't met Truida haar serieuze gevoelen. Ik ken de Heer v. Vriesland niet, dus kan er niet over oordeelen. Inderdaad, gun ik haar ook veel goeds. Jammer voor je dat ze niet aan S. Vestdijk wil.
'k Had de vorige keer wel sterk het gevoel, dat Truida ‘aan het huwelijk toe is’. 't Is ook wel moeilijk voor haar; ze weet echt niet goed wat ze buiten het huwelijk verder zal moeten; maar zoo'n stadium is wel een beetje gevaarlijk voor de onbevooroordeeldheid. Maar ze is dunkt mij verstandig genoeg. Misschien, dat ze er met mij nog eens over zal praten, maar ik weet dat niet. 40 jaar lijkt me voor haar op den duur wel een bezwaar.
Het verdere maar mondeling. Voor mevrouw Bos heb ik nog niet veel tijd gehad en dat moet ik er wel voor hebben.
't Is toch verder niet een onaardige brief een beetje ‘zwevend’ en inderdaad zéér weinig nuchterheid, waar ik altijd een beetje kriebelig van word. Ik geloof wel, dat ze zichzelf een beetje wat wijs maakt, dat ze gewone menschelijke gevoelens en reacties een beetje met mooie woorden oppoetst. Maar ik begrijp nog niet heelemaal, wat ze eigenlijk bedoelt. 'k Geloof, dat ik een beetje seniel word; van ‘de schoonheid, die haar ongelukkig maakt’ geloof ik geen snars en is ook niet in overeenstemming met het verdere betoog. 't Is echt een vrouwenredenatie, maar heeft wel iets waars.
Ik kom Zaterdag dus. Mijn trein komt aan Maasst. 12.30. Kun je me afhalen, dan wacht ik wel tot ik je zie verschijnen. Of is het beter, dat ik maar naar de Beukelsdijk ga. 'k Verheug me zeer! 'k Heb alleen pijn in m'n ooren. 'k Hoop dat het Zaterdag over is.
Tot ziens dus.
Veel groeten!
Ant
Hoor ik niets meer, dan reken ik, dat je me haalt en blijf wachten.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum