Menno ter Braak
aan
Ant Faber [Texel]
Rotterdam, 18 juni 1932
Rotterdam, 18 Juni ‘32
Beste Ant
Nu heb ik voor het eerst het gevoel, dat ik een moeilijke taak verricht door een brief te schrijven; want ik ben werkelijk eenigszins uitgeput door al die examens (drie deze week, en daarbij die bête toelatingsexamens!) en wil je toch het pleizier bezorgen, in je hotel een brief te ontvangen. Ik ben daar zelf n.l. ook erg op gesteld. Dus: deze brief moet voornamelijk mijn goede bedoeling vertolken, tot behoorlijke gedachtenformuleering ben ik niet best in staat. - Wat jammer, dat het weer precies vandaag veranderd is! Enfin, uit is uit, en ik amuseer me wel bij ieder weersgesteldheid. Jij ook, denk ik. Maar mooi weer heeft tegenwoordig invloed op me.
Aan ‘Dumay’ heb ik natuurlijk ook niets kunnen doen. Als er opstelletjes over ‘De slimme Boer’ zijn te corrigeeren, daalt het verstandspeil tot seniele laagte. Maar ik suf zoo'n beetje, en daaruit komen soms ook weer goede ideeën voort. Ik word nooit misselijk, als ik denk, zelfs niet in zoo'n ebbe-periode; het verbaast me alleen wel eens, dat deze suffe gedachten plotseling weer zullen opveeren, dat de materie van het denken bij alle menschen aanwezig is en bij weinigen tot prettige resultaten leidt. Neem nu zoo'n Banning; reeds ± 40 jaar loopt die man over de aarde rond met zulke onverteerbare ideeën, over ‘leiderschap’ en ‘oerbronnen’ en ‘gerechtigheid’ en ‘liefde’. En het publiek vindt dat maar wat chique. Ik weiger tegenover zoo iemand sceptisch te zijn, zijn goed recht te erkennen; ik wil alleen erkennen, dat zulke menschen ook leven moeten, maar hun denken is voor mij geen object van bestrijding. Dan nog maar liever de levensbange Jan Greshoff!
De twist tusschen Eddy en Bouws is voorloopig weer beslecht. Zij hebben beide iets toegegeven en zijn nu weer kalm, zoolang als het duurt.
Je commentaar op mevr. Bos zal me erg interesseeren. Zoo'n geestelijke vrouw, die over het Groote Geheim perplex staat voor ze nog het gemiauw van een kattedarm op een viool nuchter heeft beluisterd, zal je wel [onleesbaar] zijn, denk ik. Ze ergert mij nogal erg, vooral omdat ze het zoo erg goed bedoelt. En dom is ze ook niet, maar ze kleedt zich vrijzinnig-protestantisch en vertolkt de suprematie des Geestes alweer door onmerkbaar kleine fouten in haar knippatronen. Hoor die walgelijke aestheet ter Braak eens! Maar van mevr. Bos weet ik nu beslist zeker, dat ze zich kleedt, om den Geest te laten spreken door haar japon. En haar man straalt den Geest uit; hij is kunstzinnig, ingenieur, rookt en drinkt niet, wil niet anders dan Haar geluk etc.
Alle generaliseeren is vulgair, heb ik gemerkt. Alle mannen, die over de vrouw moraliseeren, zijn er naast, omdat zij in generale termen van individuen spreken. Nietzsche was in dit opzicht ook vulgair. Het is trouwens moeilijk voor ons, niet over de vrouw te generaliseeren, omdat ons natuurlijk het eerst haar sexe-qualiteiten opvallen. (Weiniger).
Excuseer dit geklets en verheug je alleen maar over het feit brief ditmaal! En leg weer een paar meters omweg af!
Dag!
je Menno
Hart. groeten aan de gezusters! Wie slaapt in het midden? Jij toch zeker? Niet als de deugd, maar als de middelste in jaren, bedoel ik.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum