Menno ter Braak
aan
Ant Faber [Scheveningen]

Rotterdam, 14 oktober 1932

Rotterdam 14 Oct.’32

 

Liefje

Je krijgt een mooi velletje postpapier, aangezien de blocnote op een oor na gevild is. Zoo even verliet mij mevr. Bos, die ‘Prometheus’ kwam terugbrengen. Zij was gelukkig niet zoo erg ‘geestelijk’ vandaag en at zelfs veel bonbons uit het schaaltje. Maar ik krijg toch altijd een hoogst onreëel gevoel bij zulk soort menschen. De ‘geest’ licht telkens met zooveel vuur uit hun oogen, dat ik altijd aan mijn creatuur mej. v.d. Wall moet denken.

Hoe gaat het nu met je verkoudheid? Als je weer een beetje gerestaureerd bent en je ook in staat voelt, mijn aanzijn te verduren, zou ik toch wel graag Zondag met je eten in den Haag b.v. Maar doe het niet, als je geen lust hebt te praten of anderszins! Ik zou zeggen, bel Zondagmorgen ± 11 uur even op, dan kan ik iets met je afspreken, al dan niet voor Zondag. Ik heb ook een manuscript van Eddy gekregen, dat ik je wou laten lezen (een verhaal van ± 60 pagina's).

Ik heb gisteren weer drie bladzijden geschreven. Nog steeds heb ik te veel ideeën, zoodat ik het gevoel heb, me te moeten haasten, om ze niet gedeeltelijk te verliezen of te kort te doen. Maar ik ben vandaag zoo walgelijk natgeregend, dat ik na een droogkuur voor de haard volkomen suf ben geworden.

Laten we ook eens gauw naar ‘tante Griet’ gaan! O ja, mijn moeder heeft geschreven, dat ze je op haar rondreis door het land graag bezoeken wilde. Maar het zal wel moeilijk gaan, aangezien zij alleen Dinsdag in den Haag is. Ze moet, geloof ik, 's middags in de Jurr. Kokstraat zijn bij een halfgare nicht, maar dan ben jij er niet.

Bel je dus even? Dag!

hart. gr. van

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie