Menno ter Braak
aan
Ant Faber [Scheveningen]

Rotterdam, 20 december 1932

Rotterdam, 20 Dec.’32

 

Liefje

Het noodlot laat onze brieven in den laatste tijd telkens kruisen. Je hebt de mijne, die ik na Brussel schreef, nu zeker wel ontvangen? Ik ben blij, dat je je ziekte periode even uitbuitte voor deze brief. Eigenlijk was ik volkomen gewetenloos naar Brussel gegaan, in de meening, dat je er niet zoo erg aan toe was. Maar als je er nu maar weer uit bent, ben ik gerust en mijn geweten is niet zoo sterk. Ik zelf geef al een paar dagen heesch les; helaas geen reden om erin te blijven.

Zoo dadelijk moet ik mijn koffer pakken, voornamelijk met Freud en Nietzsche. Natuurlijk vergeet ik van alles, toch verheug ik me over het weerzien van Laelaps; de menschen in Eibergen, eerlijk gezegd, bedenk ik altijd pas in de tweede plaats. Kun je eigenlijk niet één van de Kerstdagen naar Eibergen komen? B.v. als ik nu 24 in Zutfen kom en 25 blijf, zouden we 's avonds naar Eibergen kunnen gaan en er 26 overblijven. Wim is er dan ook. Maar waarschijnlijk ben je liever de volle tijd in Zutfen. Zie maar, wat je doet. Concludeer hieruit alleen, dat ik er begeerig naar ben, je voortdurend bij me te hebben. Angstattaques heb ik niet meer (nog wel eens gehad, in September, toen ik aan dat lamme geleeraar niet kon wennen. Ik zit vol atavismen, maar dat hindert niet. Je bent een volkomen begrijpende vrouw, dus ik heb niets te ‘angsten’. Het lijkt me al maar beter, om te trouwen!!) Ik begin werkelijk aan de mogelijkheid van een huwelijk te gelooven. Nu ik eenmaal zoover ben, bestaat er kans, dat mijn goede kant voor het huwelijk zich voorspoedig ontwikkelt. Als de slechte (de puur-aesthetische) zich laat gelden zooals tegenwoordig, riskeer ik alles graag. En ik geloof, zelfs jou tot dat risico te durven inviteeren. – Het huwelijk van de Greshoven is aardig; de Siameezen en de twee jongens zijn bovendien geschikt. Alleen zou ik op den duur niet aan belgische halve zindelijkheid kunnen wennen; op waschtafels en analoge dingen stel ik krenterige zindelijkheidseischen.

In de quaestie v.d. Meulen is het inderdaad le ton qui fait la musique. Natuurlijk, als hij er werkelijk niets van wist, zou ik hem proefnummers zenden. Maar zijn brief is zoo'n echte brief van een ‘man van smaak’, die liever geen harde woorden hoort en die zeker niet wil financieren. Neen, ik laat hem doodvallen. Zonder veel ergernis, maar eigenlijk met pleizier. Het geld sleep ik wel ergens anders vandaan.

De brieven van Nietzsche worden pas tegen zijn 30ste jaar bijzonder goed. De jeugdbrieven zijn nog aandoenlijk-duitsch. Het is een heerlijke man, die Nietzsche. Stel je voor, dat hij niet geleefd had! Dan zou ik minstens 5 jaar langer over bepaalde momenten van mijn ontwikkeling hebben gedaan!

Nu, uit Eibergen weer meer. Morgen ben ik dus daar. Ik hoop er goed aan den gang te komen.

Dag! Ik verlang heusch vaak naar je, maar mijn natuur brengt mee, dat ik alleen van dat verlangen al een zekere geluksemotie onderga. Dus, lieve vriendin en geliefde, veel liefs van

je Menno

 

Hierbij een gezellige brief van Eddy ter lezing. Meebrengen naar Zutfen!! Niet vergeten, want er staan allerlei ‘feiten’ in, die ik onthouden moet.

Neem het vouwbeen mee naar Zutfen!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie