Simon Vestdijk
aan
Menno ter Braak (Rotterdam)

Den Haag, 19 december 1932

Beste t.B.

Dank voor je brief. Ik ben het met je bezwaar eens, maar geloof dat 't ook wel komt doordat die inleiding beter geschreven is dan de rest. In ieder geval is 't karakter v. inleiding zoo onwijzigbaar, dat er weinig aan te doen is. Alleen kan ik er van maken, dat het wel de eerste, maar niet de eenige keer was dat hij dat lijk, waarop mijn naam zoo mooi rijmt, te zien kreeg. De taalkundige fouten zal ik dankbaar verbeteren (van God noch gebod week ik opzettelijk af, zijnde ‘cliché’, maar 't kan misschien beter zoo). Wil je 't ding misschien houden en meenemen als je in jan. hier komt? Ik zal je na den 4en schrijven. Ja, met die tram was ik weer schandelijk in de war. Ik hoorde 't de volgende dag van mijn moeder. 't Gekke is, dat 7-21 al jaren verouderd waren, zoodat ik niet 't minste excuus heb in dit geval!

Ik schreef Bouws om de m.s. klaar te leggen, maar mijn neefje vond Zaterdag niemand thuis. Ik heb hem nu weer geschreven en gevraagd, de boel op te sturen of even wat te laten hooren. Hij is toch niet uit de stad, verhuisd, ziek of dood? Er ist doch nicht mit seiner Hertha verschollen? Met Valéry is geen haast, maar met m'n beste vriendin E.D. wel! Enfin, ik zal wel wat hooren. Als je hun spreekt, kun je er misschien ook nog even ‘achter hun zitten’.

Ik ga nu met een ander middeleeuwsch verhaal beginnen, dat ik je hoop aan te bieden als je hier komt. Tot ziens dus, veel plezier in de vacantie!

T.à.t. Vestdijk

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie