Menno ter Braak
aan
Ant ter Braak-Faber [Zutphen]
Eibergen, 28 december 1934
Eibergen, 28 Dec. ’34
Lief Spuibje
Ik heb eenige dagen van hardnekkig werken achter den rug en ben diep in het tweede bedrijf doorgedrongen. Nu heb ik vandaag een kleine inzinking en die heb ik maar gebruikt om een stuk voor de krant te schrijven; mijn geweten begon mij toch een beetje te kwellen, als ik aan den goeden Hein dacht. (Overigens verscheen er nog een misselijk ingezonden stukje van Chris Lebeau over het geval Campendonk, waar ik ook nog op moet reageeren). – Onder mijn oogen (ik zit in de logeerkamer) heeft Hendrik zoo juist twee vitale jonge haantjes gedood, wat mij weer aan het denken bracht over het betrekkelijke van onze pacifistische neigingen. In ‘De P.krant’ ben ik nu zoover, dat de professor binnen moet komen. Je chef van de zetterij heeft zijn communistische ideeën al uitgekraamd; maar de scêne met den professor moet de hoofdschotel worden, waaruit de rest volgt.
Er kwam een brief van de Lewins, vanmorgen. Zeer mistroostig over Polen en de relaties met Polen; en niet zeer hoopvol voor de toekomst. Ik zal de brief Maandag meebrengen. Zij schijnen, volgens die brief tenminste, zich vaak te vermeien in de schijnsels van het Pomonaplein.
Gisteren was er een uitvoerige dialoog tusschen de oudelui eenerzijds en Victor-Truida anderzijds, waarin Wim en ik ons als bijfiguren zoo nu en dan mengden. Zij wilden n.b. nog deze week onderhuwen! Waarom weet niemand precies, ook zij zelf niet, geloof ik. De oudelui wenschen daarin niet toe te stemmen. Nu is voorloopig alles weer opgeschoven tot Maart. Het huwelijk schijnt hen toch wel geweldig aan te trekken. In alle opzichten kan ik Victor nog niet apprecieeren, moet ik zeggen. Hij heeft iets van een pasja, en is geweldig sloom; het zou dunkt me niet heelemaal onmogelijk zijn, dat hij zich als de nood aan den man kwam kalmpjes door Truida liet onderhouden. Maar verder is hij toch ook weer heel geschikt, al valt zijn haar op de raarste plaatsen uit. – Zijn ‘Theo Fischer’ heb ik gelezen; het is niet onaardig, en ik ben er zwak voor, omdat het niet lang en niet slecht is.
Vandaag kwam ook het NTB met mijn artikel, door Schwarzschild nog een beetje bijgevijld, maar toch met de opmerking voorzien, dat ‘der Autor es selbst in deutscher Sprache schrieb’. Dat schijnt dus geen gewoonte te zijn. Doordat Schwarzschild er nog wat aan knoeide, lijkt het mij mooi Duitsch!
Rust je goed uit? Ik vind deze onbillijke vacantie toch wel erg prettig. Met de grootste genegenheid denk ik aan je, al ben ik soms opeens vergeten, dat ik gehuwd ben. Het laatste lijkt me geen kwaad teeken. – Wim is vanmorgen weer afgereisd, na luid gekuch onder het scheren.
Nu, spuibje, ik denk Maandag om 12 uur (kijk trein maar even precies na) in Zutfen te arriveeren. Hoop je aan den uitgang te zien!
Een warme omhelzing, en h. gr. voor allen
je Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum