Menno ter Braak
aan
J.J. Slauerhoff
Den Haag, 25 februari 1935
Beste Slauerhoff
Zoojuist je briefkaart ontvangen. Mijn excuses over mijn lange stilzwijgen; maar ik had het zoo druk (o.a. door tijdelijk uitgeschakeld zijn van de filmredacteur), dat ik alle correspondentie liet liggen, om door het werk heen te komen.
Voorzoover ik je briefkaart en vorige brief heb kunnen lezen (je moet me niet kwalijk nemen, dat het na hulpverleening van anderen nog maar gedeeltelijk is gelukt, in ernst!), maak ik er uit op, dat je nog steeds niet begrijpt, wat mij beweegt met van Vr. solidair te zijn. Wij hebben naar aanleiding van je aanvallen op v.Vr. vergaderd, nadat deze kennis had genomen van mijn doorslag brief aan jou. Vestdijk en ik hebben in deze vergadering met v.Vr. geheel openhartige de quaestie van de artikelen in de N.R.C. besproken, en v.V. heeft ons in dezen klaren wijn geschonken. Hij verklaart, dat hij de kronieken, waar jij aanmerking op maakt en waar wij ongeveer dezelfde bezwaren tegen hebben, niet als representatief voor zijn persoonlijke denkbeelden beschouwt, maar door zijn baantje geen gelegenheid heeft om ze anders te schrijven dan hij doet. Op de meest loyale manier erkent hij dus ‘overmacht’ en hij heeft er geen doekjes om gewonden, dat hij aan deze stukken geen waarde hecht; hij heeft mij permissie gegeven, jou dat vertrouwelijk mee te deelen, in de verwachting, dat je het niet als een aangelegenheid voor de algemeenheid zult beschouwen, maar als een eerlijke verantwoording aan Vestdijk, jou en mij ter opheldering in dit ‘conflict’. Hij heeft er ook niet het minste bezwaar tegen, dat wij op die artikelen, die hij schrijft als ‘wij’, anoniem red. van de N.R.C., critiek uitoefenen. Van ons heeft hij daartegenover de erkenning gevraagd van zijn persoonlijkheid als redacteur van Forum en als dichter en criticus ‘voor zijn pleizier’; het spreekt vanzelf, dat wij dat gedaan hebben. Ik heb je al eerder geschreven en gezegd, dat wij de aanwezigheid van v.Vr. in de redactie op prijs stellen, en dat onze bezwaren niet zijn critisch oordeel in onze aangelegenheden gold. Dat hij geen ander middel ziet, om zijn betrekking aan de N.R.C. te combineeren met een litterair critiek, zooals wij die zouden wenschen, is een zaak, die hem persoonlijk aangaat, maar waarmee Vestdijk en ik ons na zijn openhartige verklaring niet verder wenschen te bemoeien. Ik zelf weet bovendien te goed, wat er aan de journalistiek vastzit en ik heb niet de minste lust om over v.Vr. zedemeester te gaan spelen, omdat ik toevallig misschien (maar zeker ook door de aard van mijn positie, die geen bureauwerk meebrengt) meer van mijn persoonlijkheid in mijn artikelen kan onderbrengen.
Dat v.Vr. weinig schrijft, is volkomen waar; maar ook dat heeft hij met ons besproken zonder het te idealiseeren. Voor ons is dat geen reden, om zijn redacteurschap ongewenscht te achten, al zullen wij het op prijs stellen, als hij meer schrijft in het vervolg.
Ik mag lijden, dat dit de laatste brief is, die ik over het ‘incident’ behoef te schrijven. Ik van mijn kant heb weinig lust om nog eens terug te komen op het m.i. zeer zonderlinge gebruik, dat je van de namen van Vestdijk. Eddy en mij hebt gemaakt; blijkens schrijven van Eddy gaat hij daarmee evenmin accoord als wij. Ik vind, dat er op dit moment belangrijker dingen te doen zijn dan over dit vraagstuk door te zaniken, en daarom stel ik je voor deze kant van de zaak maar blauw-blauw te laten. Dat je Vestdijk en mij daardoor noodzaakte ons al op zuivere collegiale gronden met v.Vr. solidair te verklaren (je zult toch niet verwacht hebben, dat wij door jou, buiten ons om, v.Vr. zouden laten ‘wippen’?), heeft de kernquaestie niet bepaald verhelderd, maar soit.
Jij kunt, vanuit je aangename verte, deze behandeling van de aangelegenheid voor mijn part als ‘tijdschriftpolitiek’ beschouwen. Ik heb geen moed, om daarover nog eens met je te discussieeren. Het spreekt vanzelf, dat, als menschen van op verschillende punten uiteenloopende overtuiging samen een redactie vormen, politieke momenten voorkomen. En waarom ook niet? Een tijdschriftredactie is geen geloofsgemeenschap, en zeker niet de redactie van Forum. Maar van belang is (en het is misschien niet kwaad geweest, dat je initiatief daartoe de directe aanleiding bood), dat Vestdijk, v.Vr. en ik over de dingen, die werkelijk ronduit eens moesten worden besproken, op de prettigste manier en zonder hypocrisie hebben kunnen bespreken. Dat het voor mij persoonlijk een voldoening is te weten, dat ik van die artikelenquaestie in de N.R.C. nu een juist beeld heb, spreekt vanzelf.
Ik hoop, dat je met deze uiteenzetting genoegen wilt nemen. Hoezeer het ons zou spijten, als je in deze meeningsverschillen aanleiding zou zien om niet meer mee te werken, heb ik je al geschreven, en ik ga het niet nog eens in den breede herhalen, want van soebatten houd ik niet. Ik heb als secretaris van Forum geprobeerd te doen wat mij het beste leek voor het tijdschrift en ik kan je niet tegenhouden, als je daarmee niet accoord gaat en perse weg wilt gaan. Nogmaals ik hoop, dat het niet het geval zal zijn.
m.h.gr.
Ter Braak
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum