Menno ter Braak
aan
Nijgh & Van Ditmar N.V.
Den Haag, 10 oktober 1935
den Haag, 10 Oct. 1935
Pomonaplein 22
B.Z.
Dank voor je briefje. Je idee om reeds in het November-nummer een verklaring te publiceeren lijkt mij uitstekeND. Ik heb Maurice reeds geschreven over de te volgen tactiek. Ik kan niet anders zeggen, dan dat de houding van de Vlaamsche redactie in dit conflict ergerlijk laks is. Over de geheele zaak, die zou ik zoo zeggen toch wel van eenig belang is heb ik na de vergadering bij V.v.V. geen woord meer gehoord van die kant! Niet eens de beslissing is mij persoonlijk meegedeeld! Op een brief, al veel eerder verzonden dan die van gisteren, over de af te leggen verklaring heb ik taal noch teeken gehoord. En inmiddels verschijnt in het Hbl. dat jezuïtische verdraaide geleuter van Toussaint van Boelaere, die zijn inspiratie toch zeker ook niet van de pomp zal hebben.
Nog altijd ben ik volkomen bereid om de verklaring zoo zakelijk mogelijk te houden. Maar ik houd het voor zeer onjuist om (zooals V. in de N.R.C. gedaan heeft) het gezwatel van Toussaint dood te zwijgen. Ik heb het in Het Vad. ten voeten uit overgedrukt met een positief bericht van de Ned. redactie eronder. En niet ten onrechte m.i., want de Maasbode neemt het stukje van Toussaint in extenso over als de oplossing van het raadsel! Vermoedelijk heeft dit paapsche gezelschap niet zooveel hart in het lijf, dat het vanavond ook mijn dementie overneemt!
Intusschen lijkt het me, nu Toussaint zoo vrijgevig is geweest met de namen Varangot en Ter Braak, niet meer mogelijk om (zooals mijn bedoeling was) over de aanleiding zooveel mogelijk het zwijgen te bewaren. Ik heb aan Maurice voorgesteld, dat wij aldus handelen: beide redacties stellen een verklaring op, zenden die elkaar vooraf ter vergelijking (nog beter: komen nog eenmaal bij elkaar) om de eventueele feitelijke tegenspraken in onderling overleg te elimineeren, en wij drukken beide verklaringen af. Op die manier behoeft geen van beide partijen het gevoel te hebben, dat hij in zijn meening benadeeld wordt en toch wordt ervoor gewaakt, dat er een zinneloos krakeel ontstaat. Zoodra ik antwoord heb van Maurice, zal ik een concept opstellen voor de Ned. verklaring en dat toezenden aan V. en v.V., als zij voor deze tactiek voelen. Er is m.i. geen andere mogelijkheid na de ‘onthulling’ van Toussaint, die ongetwijfeld de bedoeling heeft gehad om ons voor te zijn.
h.gr.
tt.
Doorslag: Den Haag, Letterkundig Museum