Truida Varangot-ter Braak
aan
Menno ter Braak
Woluwe, 7 december 1937
Woluwe, 7 December 1937
Beste Menno,
Ik heb een booze toon tegen je aangeslagen en ik ben ook huiverig om weer te schrijven, om den schijn te vermijden dat ik je lijmen wil voor mijn overtuiging. Maar het spijt me dat deze onverkwikkelijke kwestie aanleiding is tot verdere verwijdering tusschen ons.
Daarbij ben ik overtuigd dat je mijn boosheid zoudt begrijpen als je net als ik telkens maar weer nieuwe uitingen onder oogen kreeg van een geest, die jij onmogelijk kunt aanhangen. Als jij niet voelt dat het eventueele gelijk hier volkomen teniet wordt gedaan door het ongelijk dat jij, zonder den omvang ervan te kennen, erkent, dan moeten minder ingewijden, oppervlakkiger lezers, wel nog veel meer beduveld worden. Heb je de herdruk van Rebuten gezien? Als je niet wilt weten van ‘roddelpraatjes’ neem dan eens de moeite om alles wat Greshoff in deze kwestie gepubliceerd heeft naast elkaar te leggen en na te gaan hoe zij zichzelf daarin citeert.
Maar ik wil per brief verder zwijgen over dit geval. Ik geloof dat we niet dichter bij elkaar komen, aangenomen dat jou deze stand van zaken ook hindert, als we door blijven gaan elkaar stelselmatig te vermijden en in Eibergen te ontloopen. Blijken er opvattingen tusschen ons in te staan die onoverbrugbaar zijn, tant pis, maar dat kan ik alsnog niet gelooven.
Met hartelijke groeten ook voor Ant
je Truida
Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam