E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Brussel, [12 maart 1931]
Brussel, Donderdag.
Beste Menno,
Dank voor je lange potloodkrabbel. Ik hoop dat je weer wat van je griep af bent; dat Gerda die heeft wèggekust. (Word je goed verzorgd? afgescheiden daarvan.) Hier gaat alles iets beter, al blijft de toestand précair.
Over Barois zou ik je nog van alles willen zeggen, maar dat bij gelegenheid. Het meest curieuze vind ik, te constateeren dat ik dus eig. heel wat ‘katholieker’ ben dan jij! Men doet niet ongestraft zijn eerste (en volgende) heilige communie, al is het dan onder zachte dwang. De Dreyfus-affaire voel ik ook nog anders dan jij, d.w.z. logisch en objectief gezien heb je 10 × gelijk, maar ik voel toch hoézeer die Dreyfuszaak voor Roger Martin du Gard een definitief element is geweest, het geval bij uitnemendheid waarin een man zijn karakter kon toonen. Hij heeft er wschl. nog den vollen invloed van ondergaan, in zijn jeugd, en het is dan ook een van de gekste dingen geweest die men zich denken kan: het beste van Frankrijk op de been en tegenover elkaar, voor dien betrekkelijk karakterloozen en zeker uiterst-mediocren Jood. In een dik boek als dit, dat zich over de groote lijnen zoo meesterlijk handhaaft, is zoo'n digressie ook niet erg; en ik herinner mij dat ik b.v. erg meegeleefd heb met het optreden van Cresteil d'Allize (de man die later zijn snor scheert alvorens zelfmoord te plegen in een trein: ‘ce souci de disparaître’!)
Nu iets van veel directer belang. Ik krijg daarnet een brief van Jany Holst, die o.a. schrijft: ‘Weet jij ook of ter Braak zijn roman al aan de Vrije Bladen beloofde? Pom N., die een dag bij mij was, vroeg mij of wij 't niet voor de Gids zouden kunnen krijgen, en ik zou er ook veel voor voelen hem te vragen het, als 't nog vrij is, in elk geval in te sturen. Maar ik weet zijn adres niet’. - Ik schrijf hem dat adres gelijk hiermee. Zijn adres is: Nesdijk, Bergen-binnen (N.H.). Is het niet iets voor je om direct aan te grijpen? In 4 nrs. is alles in de Gids wel klaar (in 5 hoogstens). Wschl. zal je den boerelul en de flapdrollen dan moeten veranderen - maar dat is gauw gedaan, en een essentieel belang hebben die epitheten niet, vermoed ik. (Maak er ‘boereknul’ van en ‘fluimen’!)
Pas op voor te vroeg uitgaan - zelfs met Gerda.
Ik weet niet of Bouws deze Zaterdag hier komt; ik méén van wel. Slau is, zooals je nat. weet, in een hospitaal te Leiden opgenomen, mogen ze nu eindelijk eens uitmaken wat hij eig. heeft! Nu, hoû je taai en doe mijn groeten aan Geertrui en Gerda. Een poot van je
E.
Ik vind evenals jij de verhouding van Barois tot zijn vrouw en vooral het laatste boek wel de hoogtepunten van dien roman. Maar net als bij Putouarey zie ik Luce heel goed: het moet een mannetje geweest zijn à la Clemenceau. Klein, taai en dapper, maar iets zachter, iets minder ‘tijger’. Ik vond dat gesprek van Luce met den abbé - na het laatste bezoek aan Barois - ook meesterlijk. Heb je opgemerkt hoe verdomd zuiver de toon van iederen spreker is bij Martin du G.? het is misschien wel zijn fort; ook in Les Thibault.
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag