E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Bellevue, [25 februari 1933]
Bellevue, 25 Februari.
Beste Menno,
Veel dank voor je laatste uiteenzettingen; veel dank werkelijk, omdat ik 1o hierop precies en ‘zakelijk’ kan antwoorden; 2o een opluchting heb, dat we eindelijk, ook practisch, weer ‘bij’ zijn!
Allereerst dan dit: ik schreef Bouws dat ik voor zaken eind Febr. of begin Maart in Br. moest zijn en daarom liever vóór 12 Maart vergader. Kan dit nog zoo geschikt worden, graag. - Verder, je opmerkingen over uitbekken, een-en-ander zèggen, ambulance-qualiteiten van Jan, etc. zijn werkelijk erg ver van mijn bedoelingen. Tegenover jou wil ik mij graag compleet uitspreken, tegen de redactievergadering hoogstens een paar punten afdoen. Wat ik van Bouws en Maurice denk, weet je nu. Overigens beide beste kerels (dit meen ik ook). Maar flap-drollen, die rond de 30 niet de humbug juist hebben leeren inzien van literatuurambtenarijtjes, maar die er meer en meer van smullen. Terwijl ik met den dag voel, dat alles even bête en ‘de moeite niet waard’ is. Formeel komt alles dus gewoon hierop neer: het divide et impera van Bouws lust ik niet meer, de contrôle op elkaar, als mederedacteuren, die ik nooit verdragen heb, lijkt mij steeds ridiculer (en in dit geval kan het gevoelen van een zoo wijs en bedaard man als Arthur v. Sch. mij ‘steunen’), en kort en goed, als mederedacteur pas ik daar verder voor, als dit in kracht blijft. Dat in bepaalde gevallen, bij heele hooge uitzondering, van dat recht van contrôle gebruik wordt gemaakt - als bv. ingeval van pornografie - is best; anders is het een paskwil. En van het begin af heb ik telkens onaangenaamheden op dit gebied gehad; eerst formeel, dan half formeel, en met Bouws als éminence grise (of bezoldigde schijtlaars van Zijlstra, qu'importe) achter de schermen. Dat jij schrijven kunt: ‘ik moet hem formeel gelijk geven, terwijl mijn motieven aan jouw kant staan’, begrijp ik gewoon niet. Voor mij zou zoo'n scheiding geen oogenblik kunnen bestaan. Al had je voor mijn gevoel het grootste ongelijk, dan nog zou ik totaal aan jouw kant staan tegenover het divide et impera van het rund Bouws. Maar ook dit is dan een verschil tusschen jou en mij. Als ik één ‘gravité’ als ridicule beschouw, dan vóór alles die van dergelijke ‘formeel’-heden.
Maar je slaat zelf den spijker op de kop: ‘Daartoe schijnt het ‘revuedirecteurschap’ nu eenmaal te moeten leiden’. - Alzoo: jij hebt het er voor over; ik verdom het. Hoe dan ook, lijkt het mij dus beter dat ik er volgend jaar uitga, en dat jij blijft, met Vestdijk in mijn plaats. Ben ik eenmaal gewoon medewerker, dan is de contrôle ‘vanzelfsprekend’ geworden, dan nemen jullie gewoon wat jullie lusten en de rest niet. Niet dat ik deze opvatting zoo bizonder verheven of geslaagd vind, maar ça se défend mieux dan het voor halfvol aanzien (op bepaalde plaatsen) van een quasi-vol mederedacteur.
Nu antwoord op de rest. Ik voel, hoe vreemd dit je lijken zal, dien ‘Spectator’ ook niet. Ik heb er ook, au fond, pret om. Maar ik vind dat wij éven moeten wijzen op zulke bokken, door den hoogeren-lever geschoten in het hooger-levende Polderland. Kwestie van politiek wschl. - Ik vind ook dat wij althans één principieel artikel mogen wijden aan die specifiek-Polderlandsch-dierbare criteria van cynisme, seniliteit, bedorven magen en andere kul, als te berde gebracht door den pater, die jouw waardeering nog had, en die één Polderlander (met zwarte jurk toevallig) is, onder vele. Jij zult dit ook wel met mij eens zijn. Vooral in den eersten tijd van een blad als het onze, heeft men zich tegenover het publiek, of de kritiek, te rechtvaardigen; te imposeeren, is beter nog. Je rekent hier opeens te veel op het juiste begrip van ‘jouw publiek’. Het gedrag van iemand als Van der Meulen n.b. een van de meest-belangstellende Hollanders, moest je anders al te denken geven. En van een Van Houten en wie weet wie nog meer? ‘Jouw publiek’ bestaat uit 10 man: Greshoff en ik, Willem Elsschot en Ary Delen, Rudy van Lier en nog 5 anderen. Bouws moet je er vooral niet bij rekenen en Maurice ook maar niet. De tweede vindt het belangrijk om redacteur te zijn van een ‘leidend tijdschrift’, terwijl hij er geen bal voor doet (dat geeft dan nog een gedistingeerd bijsmaakje van afzijdigheid, èn je hebt er minder ruzie door met de heer- en andere oomes); de eerste staat met al het snobisme van zijn dikke kont op het Forum, en kon verder morgen meteen in De Stem Secretaris spelen, als dat toevallig zoo uitkwam.
Neen, het is duidelijk: ik hoor er niet bij. Mijn voorstel is formeel een kwestie van zelfverdediging. Wordt het afgeslagen, waar natuurlijk alle kans op is, dan ga ik er ook met opgewekt gemoed uit. Tusschen jou en mij zal dit de vriendschap geen oogenblik bederven; je kunt er zeker van zijn, als ik je dat zeg. Ik behoor tot die individuen, die zich 100 × kunnen ergeren aan een vriend, en 100% vriend blijven, als de ergernissen buiten de vriendschap zelf om plaats hadden; je weet niet half hoever mijn trouw gaat, wanneer ik iemand ééns ‘volledig heb geaccepteerd’.
Zend het stuk van Bob maar aan mij terug; ik zal het hem dan wel opzenden met bijbehoorende opmerkingen. ‘Als Maurice kleurloos was, was het rapport van Bouws blijkbaar flink gekleurd,’ zei Bep. God-God, wat vindt die espèce de cul het interessant om ons tegen elkaar uit te spelen en zoo'n beetje de verborgen leider te zijn, die hij in Hertha's oogen en in die van Ruth natuurlijk in optima forma is! En als ik er uit ga, zegt de brave ezel: ‘Ik heb hem er toen maar uit laten zetten, toen hij zoo lastig en minder bruikbaar werd - natuurlijk, zoo ben ik’ - en weet niet eens hoe ik hem door heb. En wou je nu hebben, dat ik hem precies vertelde wat ik van hem dacht? Dan moet je daarvoor liever een andere ontmoeting arrangeeren dan een redactievergadering. Want als ik Bouws dat precies doe, zooals ik het denk, dan is er zèlfs geen telegramstijl meer tusschen ons mogelijk, you can lay to that.
Nu, tot besluit een mooi prentje, om bij de piano te prikken! Hartelijke groeten, ook aan Ant en Truida, en van Bep, en als steeds je
E.
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag