E. du Perron
aan
Menno ter Braak
[24 november 1934]
Zaterdag.
Beste Menno,
Blij met den langen brief. Jammer dat je niet wat gallicismen voor me opschreef, maar enfin, ik mag niet alles van je vergen. Wil jij Zijlstra of juffr. van Dijk niet opbellen voor dat ex. Carnaval, als ze het nog niet gezonden hebben. Komt het hier wel, dan zal ik het je direct terugsturen; hierbij in ieder geval de tekst. Wil je netjes schrijven, en niet al te groot, opdat het niet zoo op een inleiding in ms. lijkt! Je schrijft steeds slordiger, wat te begrijpen is, met al het werk dat je doet, maar ik wou zoo graag een mooi exemplaar! (Ook dit moet overigens een ‘vlek uit het verleden’ zijn, want natuurlijk komt mijn boekerij nooit meer in orde!)
Antonini is zeer blij met het ex. Carnaval dat ik hem gaf. Het ziet er inderdaad heel goed uit. Ik ben benieuwd naar het omslag.
Die arme Gans heeft geen geluk, want hij kan het geld zoo goed gebruiken, en hij heeft er erg zijn best op gedaan. Kan je hem niet aangeven hoè het te herschrijven. - Ik heb steeds meer ideeën over de revolutie, of liever over de nieuwe ‘revolutionair’, en over de bourgeoisie, maar zal rustig wachten tot de boel goed rijp is, eer ik mijn aanteekeningen inlever. Wschl. in Maart-Forum, of April, als dan de novellen komen.
Schrijf me omgaand of ik nog over Nijhoff als dichter moet schrijven. Als je dat panopt. nl. erin zet, gaat het bezwaarlijk vóór over 3 of 4 maanden. Ik had het panopt in het stuk willen verwerken. Maar soit.
Je stuk over Dèr Mouw-Donker was goed, maar toch een krantenstuk. Ik voor mij sta erg ‘onmachtig’ tegenover je komende essay-bundel. Ik ben erg bang dat je een tweeslachtig boek maakt, dat slecht bij jouw persoonlijkheid komt. Overnemen van 2 essays uit Man tegen Man vind ik idioot; een soort aesthetische zet. Die 2 essays zijn niet het eenige wat je aan goeds achter je hebt; dus: laat ze in het boek waar ze nu zijn, òf maak die beide boekjes overbodig maar geef dan ook een bundel die representatief is voor je heele persoon. - Degen in de Inkt is, zoowel voor Bep's gevoel als voor het mijne, monsterlijk. Ook volstrekt niet bij jou passend; en dan die zelfreclame: ‘ik die zoo'n houwdegen ben, al doop ik hem dan maar in de inkt’. Een titel, geschikt voor allerlei flauwe mopjes, en die ze verdienen zou. Ik zou iets veel rustigers nemen.
Ik voor mij voel nog altijd het meest voor een overzichtelijke bundel, maar als je dat per se niet wilt... Ik vind ook dat je met die panopticumpjes erg voorzichtig moet zijn; ook die hebben al te vaak een sterke bijsmaak van journalistiek. Als je Greshoff was, zou ik alles heel anders stellen.
Nog een idee is misschien, dat je je 2 oude bundels chronologisch herleest, en er dan uithaalt wat je nog van belang lijkt - alsof je essays ook panopticums waren! Dat is meer werk, maar dat loont de moeite en geeft je zeker het meeste plezier. Dan wordt het echt een ontwikkelingsgang in den vorm van een geestelijk dagboek, en dan ga je voort met fragmenten te nemen ook uit je latere essays, tot op wat nu nog in Het Vad. verschijnt. (Het einde van je polemiek met Ritter bijv. over kritiek, is voortreffelijk; het begin absoluut voor het krantenpubliek geschreven.) Wat denk je hiervan?
Ik wil met plezier je werk herlezen en aanstrepen wat ik goedvind; maar bewijst jou dat een dienst? Je moet nl. niet alleen nemen wat je nu goed vindt, maar ook wat je toèn het best en het scherpst weergaf. - Je krijgt dan misschien een boek à la de boeken van Nietzsche, met kortere en langere stukken. Zet daar dan titeltjes boven, links direct boven den tekst, in cursief of kleine kapitalen. Het kan een erg aardig boek worden, als je er tijd en moeite voor over hebt.
Je mag Greshoff wel eens schrijven over de moeite die hij zich hiervoor bij Boucher gegeven heeft. Hij schijnt er erg lang over te hebben gepraat en is wat teleurgesteld over je volslagen zwijgen.
Ik ben erg benieuwd naar Dec.-Forum, met je Dialoog erin. Wanneer komt dat nr. uit? Ik dacht dat het uiterlijk 15 Nov. zou verschijnen.
Ik ben niet heelemaal zeker dat ik naar dat Hotel ga in Bretagne; hoogstwschl. wel, maar het zou kunnen dat ik bij Guilloux bleef in St. Brieuc zelf. Daarover dus later.
Bep zal Schilt over het gegapte stuk aanblaffen.
Ik geloof ook dat het nu alles is. Hierbij nog een brief van Querido, waarmee hij de vorige goedmaakt - na mijn protest. (Stuur me dit vooral terug!)
Arthur v. Schendel heeft iets erg moois uitgehaald. Hij was bij Q., voor een eventueele herdruk in die Albatross-serie, van een van zijn boeken, en zei toen, hoogernstig: ‘Ik moet u nog feliciteeren, mijnheer Querido, dat u du Perron in Uw fonds gekregen hebt. Dat boek van hem vind ik een van de belangrijkste die in Holland verschenen zijn sinds jaren.’ Hij stak er bijna zijn vinger bij op. Querido heeft zich toen onmiddellijk uitgeput in betuigingen dat hij dat ook direct gezien had, dat hij mij altijd in zijn fonds had willen hebben, etc. - Verder is Arthur bij zijn neef(!) De Lang geweest en heeft daar op dezelfde toon over jou gesproken; d.w.z. dat hij De Lang gefeliciteerd heeft met zoo'n kunstredacteur als jij, aangezien de kunstrubriek van Het Vad. nu de beste was van alle hollandsche kranten. Waarop De Lang ontzettend gevleid was en gezegd heeft dat Borel weliswaar ‘een beetje anders’ was, maar dat jij toch ook heel erg door de lezers werd geapprecieerd. Maar als je Arthur niet kent, kan je je niet genoeg voorstellen hoè gewijd en plechtig hij er dan uitziet, en met hoeveel binnenpret. Ik kreeg deze verhalen van Greshoff, die nu voor 3 dagen hier is, en Bep en ik hebben ervan genoten, omdat we Arthur dan totaal zien! Hij is werkelijk een van de aardigste menschen van de nederl. literatuur, en voor geen 2% ‘literaat’.
Gelukkig dat je 't zoo goed met Slau kon vinden. Je hebt zeker wel ingezien dat het zoo serieus niet was als het leek. Maar nogmaals, ik heb zijn brief niet gelezen en ken dus ook de ‘ultimatums’ niet.
Tot zoover. Het eenige wat je me nu dus schrijven moet, is: over die bespr. van Nijhoff, en of ik je essays moet aankrabben. Hartelijke groeten van ons beiden, ook voor Ant,
je
E.
Het idee om smalle menschen in St. Nicolaas' zak te doen is natuurlijk uiterst opwekkend. - Buning schijnt een neerbuigend stukje geschreven te hebben in De Telegraaf; gelukkig dat deze heeren nu ook los komen, want ik ga me al te raar voelen bij zooveel lof (je hebt ook Kramers wschl. gelezen). Ik vond Vestdijk heel best. Ik heb Hein gevraagd me het stuk van Buning te bezorgen. 's Mans voornaamste bezwaar tegen me schijnt te zijn dat ik geen fond heb - krek als jij op die debating-clubavond met Vic. Daarentegen vertoont Kuyle een zeer voelbaar fond; hij zit aan allerlei ‘cultuurdingen’ van het verleden vast, dat blijft toch maar het enige...
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag