Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, 22 november 1934
den Haag, 22 Nov. '34
Beste Eddy
Ziedaar dan eindelijk de brief! Eindelijk een avond niet naar het tooneel! Ik was vier avonden achter elkaar niet voor 2 uur in bed, en moest overdag nog kroniek maken en snertboeken aankondigen, die voor St. Nicolaas verschijnen. Een ongare puree, en verder een uiterst afmattend programma. In de vrije oogenblikken doe ik niet veel anders dan slapen en suffen. Een bewijs, hoe idioot druk het was, is, dat ik nog geen gelegenheid heb gehad om Lasts stuk te lezen! Enfin, December was toch uitgesloten. Er is een opeenhoping van copie, die bepaald dreigend is. Ik hoop wat meer pagina's te kunnen geven. Vervelend is, dat zoowel Vestdijk als Vic tegen het stuk van Gans zijn. Ik vrees, met eenig recht. Wat ik er tusschen de bedrijven door van las, bewees een belangwekkende ‘gisting’, maar ook een overladen, en daardoor onduidelijke stijl. Hij komt waarschijnlijk morgen hier: ik bespreek dan de zaak met hem, raad hem eventueel het stuk niet om te werken, maar van den beginne af te herschrijven. De bezwaren gaan n.l. uitdrukkelijk niet tegen de politiek in het artikel, maar tegen de compositie.
Gisteren was Slau hier. Hij was natuurlijk zeer geschikt [onleesbaar] toonde na mijn brief het dilemma van het bestaan van Forum ook zeer goed te begrijpen. Ik mag hem toch graag. Hij heeft erg weinig van den litteraat. (van litteraat gesproken: ik heb Kläuseli voor a.s. Zondag zoo afgedroogd, dat hij wel erg boos zal zijn. Ik zend je het artikel wel). Volgende week zal Slau nu een brief aan Vic schrijven, zonder al die ultimatums, als een persoonlijke afrekening. Hij komt hier eerst nog eten of logeeren, en zal mij dan de brief eerst laten lezen.
Ik zond je nog allerlei; stuk over Dèr Mouw-Donker, recensie van D. Sm. M. van Vestdijk. Wat vond je ervan?
Met Boucher ben ik tot overeenstemming gekomen. Hartelijk dank alvast voor je adviezen, die ik zeker ter harte zal nemen! Ik neem nu, denk ik, Huizinga v.d. Afgrond en De Moderne Ketterjager uit M.t.M. over; de rest bevalt mij toch niet meer zoo, dat ik voor een zoo ‘definitieven’ herdruk zou voelen. Het beste lijkt mij ook, om de kortere stukken te ‘verwerken’. Als ik een definitieve (volgens mijn meening definitieve) inhoud heb opgesteld, zal ik die jou zenden om je advies. Het is mijn bedoeling om het ‘wezenlijke’ zoo streng mogelijk te bepalen, maar vaak zal dat voor mijzelf erg moeilijk zijn. - Met den titel zit ik nog. Voel jij iets voor: Degen in de inkt? Vestdijk gaf me dat op. - Hein maakt een bibliografie van mijn tijdschriftartikelen erbij.
Je stukje over Pom was buitengewoon goed! Trek het dus in geen geval terug! Het was trouwens al in de zetterij; en het zou me erg spijten, als je het om tactische redenen liet vervallen.
Ik heb nog wat in je vertaling zitten lezen; maar mijn bezwaren zijn toch maar zeer miniem gebleken. Hier en daar een paar gallicismen, dat is alles. Het boek leest heel ‘vlot’ en de eerste associatie werd opgewekt door de herinnering aan revolutiescènes bij Theun de Vries. Maak je dus geen zorgen over het effect!
Op verzoek van de anderen heb ik voor het Dec. nummer, dat een grooter oplaag krijgt voor de propaganda, een dialoog afgestaan, hoewel ‘met bloedend hart’. Ik vind het beroerd een stuk van een boek te geven, als het boek zelf nog niet af is. Maar enfin, voor het goede doel moet het nu dan maar. Dit stuk is de tweede dialoog, over den zin des levens, en je moet hem heelemaal als inleiding voor de rest beschouwen. Onvermijdelijk waren eenige thema's uit Démasqué en Politicus, die ik overigens geprobeerd heb niet te herhalen, maar te vernieuwen in deze nieuwe conceptie. Ik heb nu vier dialogen af (76 pag. geschreven), begin nu, als God en de regisseurskevers willen, aan de vijfde over de hiërarchie van het hist.-materialisme. (De vierde dialoog ging over de hiërarchie der intellectueelen).
Excuseer mijn stommiteit met het Carnaval! Ik was zelf nogal verrukt over het geheel, ook over den band, en zond je dus klakkeloos een gebonden exemplaar! Maar zend mij (of laat Zijlstra mij eerst zenden) een ingen. exemplaar, dan herschrijf ik wederom de opdracht! Ik doe het met liefde nog eens. Maar zend nu dan ook weer den tekst, want die uit den eersten druk heb ik weggegooid.
De enquête is een beeld van Jan Lubbes. Helaas, we hebben nu a gezegd en moeten dus tot het bittere eind verder. Gelukkig is er nog wel wat beters. Geniet vooral Coster, die zich in bochten wringt om zoo gal te kwijlen, dat het nog net in ‘mijn’ krant ‘gaat’.
Schrijf me, zoodra je naar St. Brieuc gaat, nog even dat ingewikkelde en muzikale adres! Ik zou er ook wel een paar dagen willen komen, om eens flink op te schieten met het boek.
De zaak van het verduisterde artikel zou ik er inderdaad niet bij laten zitten! Schrijf Schilt er nog weer over; Hein en ik kunnen getuigen, dat het er geweest is. Maar verder: ik zou, als er geen nieuwe vooruitzichten komen, dat vaste salaris trachten te krijgen! [Schrijf dus gewoon, dat je geen bewijsnummer hebt ontvangen en dus vermoedt, dat het stuk verdwenen is. Vraag hem onderzoek te doen, en dan rolt het wel verder.] Alles heeft zijn vervelende kant, en dit correspondentschap ook, maar boeken vertalen... Tien maal meer werk voor het geld, dat je toch met drie of vier brieven tamelijk vlug verdient. - Deze ‘zaken’ als antwoord op de commentaar van Bep.
Ik geloof, dat ik nu ongeveer bij ben gekomen. Als ik nog iets overgeslagen heb, moet je me dat nog even schrijven. De behoefte aan slaap overheerscht nog alle andere instincten. Bij de laatste van de vier premières was ik bijna ingedut. En het was nog wel een drama van O'Neill.
Ant maakt het best en leest nog steeds D. Sm. M. Wij zullen ons bovendien verdienstelijk maken door er St. Nic.-cadeaux van te maken.
veel hart. gr. van ons beiden voor jullie beiden je
Menno
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag