Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, 27 april 1935
Den Haag, 27 April '35
Beste Eddy
Na een paar vacantiedagen ben ik weer luciferesk teruggestort in de journalistiek. Gelukkig wordt het tooneel al zeldzamer, maar de aversie van het schrijven als zoodanig heeft me op het oogenblik toch nog te pakken; doordat ik dat stuk voor Het Tweede Gezicht onderdoor nog moest schrijven, had ik een week een belabberd gevoel van overintellectueele topprestatie. Gisteren dus met Ant en Wim getennist. Die sport beheersch ik weliswaar niet al te best, maar het gaat toch beter dan biljarten. Ik herlas het stuk Het Instinct der Intellectueelen in proef, en het beviel me toch wel. Het is eigenlijk nog een duidelijke reactie op onze gesprekken en brieven over de hiërarchie. Schrijf me snel, wat je van den toon ervan denkt. Misschien hebben de Mussert-verkiezingen er ook eenigszins op gewerkt, op den toon, bedoel ik.
Het is overigens goed geweest, dat de N.S.B. flink wat stemmen heeft gekregen. Er is nu tenminste eenige deining in het andere kamp. Op de krant merk ik gelukkig nog niets van de 8%, die de liberalen hebben genekt. De Pantserkrant heeft er eenig opzien gebaard. Ik offreerde Schilt een exemplaar; vanmorgen kwam de Lang om het recensie ex. te gappen, maar hij was net te laat. Ik heb hem toen gezegd, dat hij er wel een van mij kon krijgen, maar hij had er al een bij Zijlstra ‘aangevraagd’; koopen bestaat voor hem niet. ‘Er komt ook een directeur in voor, hè?’ zei hij, ‘dat is zeker weer de gemeene vent?’ Hetgeen ik maar bevestigend heb beantwoord, met de toevoeging, dat die directeur natuurlijk het dichtst bij de wapenindustrie stond. Wat hij er nu na lezing van denken zal, weet ik niet. De prijs is ƒ 1,25, dus wel betaalbaar; maar het geheel zal toch het publiek wel weer afstooten, omdat de zoo gewaardeerde idealistische noot ontbreekt.
Ik wacht nu met spanning op den geheelen Ducroo. Hij zal nog dikker, maar zeker beter zijn dan het romandebuut van Anthoniet, dat ik zoojuist geeuwend half doorworstelde. Ik moet er nu over schrijven, helaas. Het is de ergste, leegste, moeizaamste, en vooral vervelendste Abklatsch van Erfolg, van welks vertaling hij alleen maar heel veel kwaad schijnt te hebben geleerd. Het is natuurlijk iets minder erg dan Eroïca, maar niet veel beter (en zeker veel vervelender nog) dan Oriënt Express; in deze drie dikke turven van Theun, Thonie en Bob ligt nu werkelijk het failliet van de destijds aangekondigde romangeweldigheid open en bloot voor je! Het is curieus om te vergelijken, met welke middelen de Heilige Triniteit gebrek aan werkelijke intelligentie tracht te maskeeren: Theun door revolutie, Bob door Macedonië en Anthonie door quasie-intelligentie. Een Zauberberg door Feuchtwanger geschreven zou heeten: Schaduw der Bergen, door Anthonie Donker. (En dan is Feuchtwanger altijd nog vijf maal beter dan Dr. N.A.D.).
Van Slau gelukkig geen nader nieuws meer. Dat ‘heel hartelijk schrijven’ van mij aan hem is natuurlijk je reinste fantasie; ik schreef hem een paar regels, om er aan te herinneren, dat hij zich nog niet geëxcuseerd had, en dat ik daarom alle relatie met hem had verbroken, verder niets. Misschien heeft hij het niet eens gelezen (ik heb n.l. zoo'n idee, dat hij brieven alleen maar krijgt, daaruit voldoening spint, en ze niet leest); misschien is het ook weer een zet in zijn leuke spel, om de menschen, die tenminste nog één front kunnen vormen tegen het ethische kwijl en de fascistische rest, uit elkaar te pesten. Schwamm drüber. Wij waren Woensdag in Antwerpen... voor niets! Walschap had een keeloperatie ondergaan en was daardoor nog niet rijp voor zulk een gewichtige discussie; en Marnix Gijsen had ‘vergeten’ ons te berichten, dat de vergadering dus niet doorging. Hoffelijk was dat nu niet bepaald; nog minder hoffelijk is, dat ik tot op heden geen syllabe heb gehoord ter verontschuldiging. Wij troffen in Antwerpen alleen den nog zieken en natuurlijk geheel confusen Walschap, die eerst meende, dat wij heeren van de belasting waren en zich verborg, tot hij onze stemmen herkende en plotseling de deur opende achter zijn uitmuntend liegende dienstbode: ‘Menier ies naar ien trouwfeest in Maeseijck...’ Tableau! Maar met dat al hebben wij nog niets bereikt en hangt die rotquaestie nog. Het is gewoon idioot.
Van graaf Gino verder (na zijn gewaardeerd bezoek en brief over de Academie) niets meer gemerkt. Hij zou nog over Goya schrijven, maar heeft dat totnogtoe niet gedaan. Jammer, want het onderwerp zou best zijn.
Ik heb al een stuk van je vertaling herlezen, en ook tamelijk met potlood gestreept. Maar veel tijd heb ik niet over, het blijft dus bij amendementen op den holl. tekst als Nederlandsch. Trouwens, het andere (het idioom volgens Malraux) zal ook zeker prima zijn. Ik vind de vertaling over het geheel toch bijzonder leesbaar en juist op de punten, waar een Premsela het zou hebben verprutst, heel geslaagd. Alleen aan ondergeschikte dingen is te merken, dat je veel Fransch spreekt en in een Fransche omgeving woont. Het valt me daarbij telkens weer op, dat het centrum van Malraux' gedachtenwereld zoo volkomen anders is dan de mijne. Een deel van zijn intelligentie is voor mij meer scholastiek dan de H. Thomas van Aquino.
Het lijkt me soms, dat de gedachtenwereld van Malraux en mij er ongeveer uit moeten zien, in hun relatie tot elkaar, als deze twee cirkels, die hun middelpunt buiten elkaar hebben, maar een belangrijk gemeenschappelijk gebied deelen; misschien zou dan de gestippelde cirkel jouw gedachtenwereld kunnen zijn? Alles afgezien van de quanta; ik kan absoluut niet teekenen.
Is Bep bezig, haar voorraad briefkaarten uit Engeland weg te werken? Hokusaï, Hampton Court...
Ik prepareer me nog altijd op een week-end in Mei in Parijs. Van ons beiden voor jullie hart. gr.; beste wenschen voor Alain en zijn eerste conflicten met de buitenwereld. Hart. hand van
je
Menno
Ik kreeg een aandoenlijke brief van Robbers, om te betuigen, dat hij toch heusch geen ‘gematigd realist’ was, maar, net als de ‘jongeren’, beelder van het groote leven.
Absoluut treffend van eerlijkheid en domheid.
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag