E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Bergen, 1 november 1939
Bergen, 1 Nov. '39.
Beste Menno,
Die lummel van een Van der Woude heeft mij geen kaart gestuurd; ik wist niet waar die lezing was, enz. Ik ben nog in het dorp geweest en heb in Oude Prins en Rustende Jager gekeken, maar merkte niets van ongewone bedrijvigheid.
Ingesloten de kiekjes: 1 met en 1 zonder snor voor jezelf; de andere zonder snor voor de volgende krantenillustratie. Van Moerkerken heeft er copyright op en vraagt of Het Vad. hem voor publicatie fl. 4. kan geven; maar, zegt hij erbij, in dit geval màg het ook voor niks, omdat hij het zelf aardig vindt als die foto erin komt. Toch zou ik hem die ƒ 4. maar bezorgen, indien mogelijk. Enfin, zie maar.
Bep is tevreden en moe uit Den Haag gekomen. Ik heb veel gepend: over De 7 tuinen en over De Vliegende Hollander van Last. Over beide ben ik 't vrijwel heelemaal met je eens; mijn stukken zijn ook geheel in denzelfden toon ‘afwijzend’: eerbiedig tegenover no 1, welwillend tegenover no 2. O, dit recensentenvak toch!
Nu, ik moet weer naar het dorp. Tot ziens!
Je
E.
Misschien kan je v.d.W. te kennen geven dat je zijn lompheid inzake die invitatie aan mij niet zoo bijster apprecieert. Ik zal 't hem zeggen, als hij zich nog zien laat. - Hoe wàs dat contact met het hoogere militair?
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag