Menno ter Braak
aan
J. Greshoff
Den Haag, 2 januari 1938
Den Haag, 2 Jan, '38
Beste Jan, ridder met de Zwaarden in het Grootkruis van den Nederlandschen Oranjestam! Hartelijk gefeliciteerd met deze twijfelachtige onderscheiding! Hoe kom je er in godsnaam aan? En wat doe je er nu mee?
Ik bedacht plotseling, wat ik vergeten had je in mijn brief van gisteren uit Zutfen te schrijven, het ging n.l. over den brief, die Lek3 aan dien notaris van de Slauerhoff-boedel heeft gestuurd. Ik werd daarna door Zijlstra opgebeld, en vandaag kreeg ik de copij met zijn commentaar, die jij zeker ook ontvangen hebt. Als ik het goed zie, is deze Lek3 toch werkelijk op zekere punten ontoerekenbaar. Waar heeft hij dien nonsens over sabotage en perscampagnes vandaan gehaald? Zelfs aangenomen, dat Zijlstra ietwat getreuzeld heeft, dan nog is de inhoud van dien brief idioot. Het lijkt mij betwijfelbaar, of wij zoo iemand als secretaris van de commissie kunnen handhaven. I.p.v. zaken te doen stuurt hij den boel in het honderd door mallotig geschrijf en drukte om niets! Wat nu? Wij zullen dien brief toch moeten desavoueeren, dunkt mij; ik althans voel er niets voor een en ander voor de taal der Slauerhoff-commissie te laten doorgaan, de ervaring, die jij inzake de poëzie van Sl. in Groot Ned. met hem opdeed, lijkt me ook geen gunstig omen.
Vanavond las ik het verhaal van Adriaan (die heden op de krant zat, met een nog zeer onwennig gezicht.) het is voortreffelijk, m.i. beter dan Elsschot, om maar een voorbeeld te noemen; ongelooflijk geserreerd geschreven, en in niets gelijkend op het nare realisme van Coenen of soortgelijken, die vroeger in dergelijke atmosferen plachten te vertoeven. De stof is klein, het verhaal groot. Maar: ik ben wel degelijk bang, dat A. hier veel last mee kan krijgen. Deze dingen werken op christenen en aanverwanten nu eenmaal ontzaglijk ‘prikkelend’. Moet hij dat riskeeren? Een man als De Lang vertrouw ik allerminst, als het om zulke quaesties gaat; hij kan A. gewoon er uit trappen, als hij van een relletje op dit ‘gebied’ hoort en zijn krant ‘rein’ wil houden. Er kan ook niets gebeuren, maar het risico bestaat zeer zeker. Ik zal er morgen met A. over spreken en hem precies vertellen, wat ik aan risico voorzie. Wij kunnen dan alle mogelijkheden onder de oogen zien.
Ik ben er nog niet over uit, dat je nu officier bent (‘De vijand is de onsterflijke sergeant...’). Wie heeft dat bewerkstelligd? Casimir? Alderwerelt? Zij hebben mij beide opgebeld over dit plan, maar ik betoonde mij zoo weinig enthousiast, dat zij mij verder niet meer raadpleegden. Maar tenslotte moet er toch een minister aan te pas zijn gekomen, en wel Serrurier le Brun. Greshoff gedecoreerd door Slootje!
Waaraan werk je? - Dat stuk over Montherlant was natuurlijk van Pikaar.
Met die novelle van A.v.d.V. zit ik werkelijk in mijn maag. Ik vind het ding zoo uitstekend geschreven, dat het mij gruwt mij met zulke fessoens overwegingen bezig te houden. Maar met het oog op 's mans verdere leven lijkt me dat toch even noodig.
Veel hartelijks 2 × 2
je Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum