Menno ter Braak
aan
J. Greshoff
Den Haag, 5 mei 1938
Den Haag, 5 Mei '38
B.J.
De brochure van Roelants heb ik direct gelezen en er een stukje over geschreven. Het beroerde van het geval is, dat hij in vele bijzaken gelijk heeft en daarvan ijverig profiteert; met name weet hij handig gebruik te maken van eenige ‘innerlijke tegenspraken’, gevolgen van je temperament, de z.g. ‘lyrische onbesuisdheid’. Hoe infect ik dit heele gedoe een half jaar na dato ook vind, ik moet voor het publiek (waar het om strikte onpartijdigheid gaat) deze bijzaken toegeven. Waren wij geen vrienden, ik zou minder moeite doen om Roelants, voor zoover het hem toekomt, in het gelijk te stellen; nu ben ik het verplicht.
Daar staat tegenover, dat hij geen enkel nieuw argument naar voren brengt, laat staan nieuw materiaal. Hij ‘kaart na’, en laat daardoor de eigenlijke quaestie stil zwemmen. Ik heb hem dat stevig op het hart gebonden. En verder is het publiceeren van die particuliere brieven eenvoudig schunnig, al pleiten zij toevallig veel meer voor jou dan voor hem, wat hij niet schijnt te begrijpen. Maar hoe komt de man erbij? Het is gewoon een reden voor mij om hem nooit meer een brief te schrijven, want den volgenden dag zou ik hem misschien in ‘De Standaard’ kunnen lezen!
Resumeerende: het is, nu alles zoo geloopen is, erg jammer, dat je deze polemiek niet van den beginne af scherper hebt gevoerd, zoodat zij geen enkele kans hadden je met bijzaken te torpedeeren. Het is jammer voor de zaak, waar het om ging (en waarin je natuurlijk volkomen gelijk hebt), en het is jammer voor het minderwaardigheidscomplex van Roelants, dat nu een fraaie kans kreeg de bloemetjes eens buiten te zetten. Maar lieve god, wat een krentekakker is die Maurice toch gebleken! Als hij na zoolang wachten met iets had willen komen, had hij een pleidooi voor de Vl. critiek moeten leveren, met dit gebakkelei hoogstens als appendix. -
De schrijverij van Tielrooy is inderdaad stom, maar ik laat het er nu maar bij; anders komt er zooveel polemiek deze week, en ik heb van de vertering van Roelants’ rancune mijn buik al vol.
heel veel hartelijks v.h.t.h.
je
Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum