Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 5 oktober 1939

Den Haag, 5 Oct. 1939

 

B.J.

Vanmiddag twee brieven van je, gedateerd 14 en 17 September. Aangezien daaruit blijkt, dat twee brieven van mij, die onderweg zijn, je nog niet hebben bereikt, is het dus met de luchtpost voorshands nog niet best gesteld. Laten wij echter manmoedig doorgaan en doen, alsof; eens komen die brieven toch wel aan, als zij niet wegraken. Of de vertraging bij den censor schuilt, weet ik niet, want je brieven waren niet opengemaakt; als deze heer onze afschuw van Hitler kende, zou hij het trouwens gerust kunnen nalaten, ook in de toekomst.

Ik merk met verdriet, dat de ballingschap je nog steeds niet bevalt, en dat je zelfs een oorlogvoerend Europa niet zonder welgevallen zoudt terugzien. Ik kan mij al deze gevoelens zoo goed begrijpen, dat ik me er alleen over verbaas, dat ze bij jou zoo sterk optreden - hoewel ik het in stilte toch wel eens vermoed had. De ‘gezamenlijkheid’ kan een zeer groote troost zijn; ik heb het gemerkt tijdens die eerste Septemberdagen, toen mijn heele dag gevuld was met bezoeken aan en van Van Crevel of Van Lier. Zelfs de mogelijkheid van een absurden ondergang dank zij het wilde individu van Berchtesgaden is onder oogen te zien, wanneer je daarbij denkt aan de gezamenlijkheid der vrienden die zich mee in het inferno zouden bevinden. Dat je je daaraan onttrok vind ik alleen zoo menschelijk, dat ik soms ook niets liever zou willen dan ver weg zijn van dezen strijd. Maar inderdaad: het Europeesche drama ontloopt men toch niet. Zie Eddy, die terug kwam en, als ik goed zie, eigenlijk dankbaar is, dat hij weer terug is. Hij zit nu bij Jany in Bergen, voor eenige dagen. Wij hadden al een paar uitvoerige gesprekken, o.a. ook een ‘nabespreking’ over het geval Saks zaliger nagedachtenis, waarbij wij beide toch nog even kwaad zijn geworden, hoewel niet erg. E. is zoo volstrekt dezelfde gebleven, wat manier van doen, spreken, optreden etc. betreft, dat ik alles direct herkende, zijn nagelbijten en onbehoorlijk eten incluis. Een volmaakt atoom in de sociale wereld, voor wien het sociale nog altijd een spelletje is, ook al gaat het hem bloedig ter harte; hij weet eenvoudig niet, hoe het sociale leven iemand vervormen kan, en hij zal, geloof ik, die consequenties voor zichzelf nauwelijks kunnen aanvaarden. Maar wat een absoluut levende en inspireerende figuur is hij gebleven! Ik heb hem ook over Van Eckeren aangesproken, en op dit punt haalde hij wel een beetje bakzeil.

Dienstplicht is er niet in onze omgeving (ik bedoel slachtoffers daarvan). Alleen van Nijkerk weet ik het niet, want ik heb zijn adres niet; trouwens, de kaart en de Willink met de honden zijn nooit bij ons aangekomen; is hij werkelijk verhuisd, of moet dat nog gebeuren?

Groot Ned. October juist verschenen, een erg aardig, gevarieerd nummer, met het hoogst vermakelijke stuk van Speenhoff over Van Dongen. Sp. belde mij op, naar aanleiding van een notitie daarover in de krant, en noodigde mij tot een borrel te zijnen huize, waaraan ik binnenkort gehoor hoop te geven.

Van Rauschning al de derde druk op komst. Loot had vergeten je een ex. te zenden, maar heeft het vandaag gedaan.

Van Wijk Louw ontvangen, met veel pleizier gelezen, en er onmiddellijk een Zondagsartikel over geschreven, dat dus 8 October verschijnt, met het portret van Jan jr. van hem. Daarin zul je mijn opinie dus vinden, maar ik wil vast per brief zeggen, dat ik het boekje voor alles sympathiek vond: moeizaam, werkend met inadequate begrippen dikwijls, maar toch: ‘een der onzen’. Ik heb juist dat zoo duidelijk mogelijk laten uitkomen, om de aandacht op hem te vestigen.

Het plan Malan zou mij stellig zeer aanlokken, maar de bittere realiteit zal ons voorlopig wel beletten om één stap buiten de grens te zetten. In één geval zou ik er echter geen oogenblik over denken om dit (of iets dergelijks) te ondernemen: als het apocalyptische dier wint. Dan zijn wij, ‘vrije geesten’, zoo verloren, dat een sauve qui peut de eenige mogelijkheid zal zijn... als wij tenminste dan nog weg kunnen uit het ‘protectoraat Batavië’.

Ik las ook je eersten brief in de ‘Vooruit’. Kwam mijn derde brief voor ‘Die Brandwag’ je al onder oogen? Alles, waarop een postzegel geplakt wordt, verdwijnt in een loterij van den tijd...

Houd je goed. Veel liefs, ook van Ant, en voor Aty en de knapen.

Denk veel aan ons.

je Menno

 

Arthur v. Schendel wordt vandaag pas in Vlissingen verwacht; hij vaart of ligt van begin Sept. af!!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie