J. Greshoff
aan
Menno ter Braak
Kaapstad, 23 november 1939
Dit is brief nummer VI. Verzonden: 23 November
No I | 6 Nov. |
No II | 8 id |
No III | 11 id |
No IV | 14 id |
No V | 20 id |
Kaapstad, 20 November 1939
Beste Menno,
Aangezien niemand de vertrektijd der postvliegtuigen kent, dorst ik mijn brief niet langer te laten liggen uit vrees er juist een te missen. Bovendien stond ik met hoofdpijn op, zoodat ik geen lust had er nog eenige aanteekeningen betreffende ons uitstapje van gisteren aan toe te voegen. Gezegde hoofdpijn is dank zij het gebruik van aspirine zoo niet verdwenen, dan toch dragelijk geworden. Gewoonlijk komen de vliegpostberichten uit Holland hier maandagsochtends in de bus. Maar heden was er niets. De hoop blijft nu op morgen gevestigd; ik wacht iets van jou te hooren, de laatste missieve was hier veertien dagen geleden; van Arthur van Rantwijk, van wien ik in geen eeuwigheden iets vernam; en dan voor Aty bericht van Han Nijkerk en Nini. Brief nummer vijf verzond ik heden aangeteekend, van wege de vraag betreffende GN en de ingesloten dichtproeve, welke naar ik hoop in je smaak zal vallen. Hij heeft dit voordeel, dat hij vrij nauwkeurig de staat mijns gemoeds weergeeft. Ik vroeg Rantwijk dezelve in het Januarinummer van GN onder te brengen. Nu weet ik ineens niet meer nauwkeurig wat ik je wel en wat ik je nog niet geschreven heb!! Als ik dus tweemaal iets vermeld, zij mij dat vergeven en het worde niet als bewijs van seniele aftakeling aangenomen! Schreef ik je dat ik met eenige genoegen een boek ‘Voorbijgangers’ van Jan Feith las?? Werkelijk nogal aardige journalistiek! Op onze uitstap van Zondag had ik de twee bundeltjes van Bloem bij me: Media Vita en De Nederlaag. En ik heb er menig stuk uit gelezen. Het was een zéér geslaagde dag. We zochten allereerst op een veertig KM van de stad een eenzame plek uit om de ritueele handelingen van het vleis-braaie te verrichten. Er wordt een vuur van hout gemaakt en op een roostertje wordt het vleesch gebraden. Dit verkrijgt daardoor een zéér eigenaardige geur en smaak. Het was heel lekker en bovendien amusant. Vuurtje-stoken heeft ook voor groote menschen nog niet alle bekoring verloren en ook zulk een primitief gedoe met beperkte hulpmiddelen is vermakelijk. Kortom het was een gezellig picnic. Daarna reden wij nog vele KMM en kwamen toen aan een eenzaam strand aan de Indische Oceaan (Kaapstad ligt aan de Atlantische), waar we theedronken. Om half acht waren we thuis. Zéér voldaan. Van Wijk Louw en zijn Trui zijn wel bijzonder geschikte menschen voor zulke ondernemingen: zij scheppen er zèlf een onbeperkt behagen in en hebben een bijzonder aangename conversatie over zich, heelemaal niet litterairderig en toch ook nooit onbenullig.
21 Nov.
Gisteravond hebben wij een bezoek gebracht bij dr. I.D. du Plessis, de in elke letterkunde blijkbaar onmisbare flikker. Hij schrijft dichtstukken, die het ongeluk hebben niet ronduit slecht en ook niet goed te zijn. Verder is hij lector in de Nederlandsche letterkunde van af '80 aan de universiteit. Zijn colleges schijnen slecht en onregelmatig te zijn, aangezien hij kwartaalzuiper is en in zoo'n alcoholische bui er de brui aan geeft. In de tusschenliggende perioden is hij geheel onthouder. Het is een domme, zacht-rancuneuze, maar door en door vriendelijke man. Hij bezit echter op één punt werkelijke en onschatbare verdiensten: hij kent als niemand anders het slamsche leven van Kaapstad met de geheele daarmede verbonden folklore. Voor het slamsche lied heeft hij zéér veel, ik zou haast zeggen alles gedaan. Onder zijn aandrang en leiding zijn de meeste slamsche koren opgericht. Ik schreef je indertijd, dat we in een huis in de slamsche buurt zoo'n koor gehoord hadden. Binnenkort gaan we weer een avond bijwonen en ik stel er mij weer veel van voor. De texten zijn in hoofdzaak Nederlandsch, maar ook Maleisch, Portugeesch en zelfs Russisch. De zangers begrijpen geen woord van wat ze zingen, maar ze brengen de texten getrouwelijk over van geslacht op geslacht alleen door het gehoor: een wonderlijke prestatie. Ik zal zien de éénige gramofoonplaat, welke er van een slamsch koor bestaat naar Holland te krijgen. De eene kant daarvan is goed. Een hollandsch liedje over de Alabama een kaperschip, dat indertijd geweldige indruk maakte door zijn helden daden; Ik zal de woorden opschrijven. Aan de andere kant staat een gommaliedje (picnicliedje) met als text alleen maar de maanden van het jaar! Deze weergave is echter totaal bedorven door een tusschenspel op een slechte viool, dat men er te Londen aan toegevoegd heeft om de plaat ‘aantrekkelijker’ te maken! Als de Springfontein, die nu in Australië zit, op zijn thuisreis hierlangs komt, zal ik die plaat aan de chef-hofmeester meegeven. Deze stelt hem dan aan Nini ter hand en die zorgt wel dat hij bij jou komt; tenminste... ik hoop het, want ik vrees dat de kleinigheden, welke ze op dezelfde wijze voor je in ontvangst nam nog immer in Amsterdam en onder haar onwettige berusting zijn!
Van letterkunde heeft de goede Du Plessis, in de wandeling Doepel genaamd, geen benul en hij is daarbij zeer leergierig, zoodat het zoo nu en dan net was of ik privaatles gaf! Als je met zoo iemand spreekt, kan je je moeilijk voorstellen, dat hij geroepen is hooger onderwijs uit te deelen! Een middelmatige leeraar HBS toont in zijn lessen méér kennis en begrip dan DP in een gesprek onder ‘vaklui’! Scholtz is de éénige van die neerlandici, die op een normaal nederlandsch peil gesteld kan worden. Er is ook nog een Iz. van de Merwe lector, die ik een lezing over de dichters van de NG heb hooren houden. Zoo beneden ieder peil, dat ik ervan rilde!
Vanavond had ik eeregast moeten zijn op de club The Owl, een soort kulclub alhier. Maar ofschoon ik eerst aangenomen had, hetgeen een fout van mij was, heb ik er mij op het laatste oogenblik nog van af weten te maken. En niet eens met een smoes; want ik heb wèrkelijk al twee dagen een barstende hoofdpijn. Ik zag er zóó tegen op, tegen die wildvreemde lieden, waar ik geen enkel aanknoopingspunt mede heb en die ik na die ééne avond waarschijnlijk nooit meer terug zal zien, dat ik het gevaar laflijk ontloopen ben! Bovendien had ik, kombel van horreur! de welkomsttoespraak van de voorzitter moeten beantwoorden!!!! Je ziet me dat al doen, zeker! Op zich zelf een onoverkomelijke eisch; maar dan bovendien nog in het Engelsch, dat ik zoo summier ken en hier NOOIT spreek; niet uit beginsel, maar uit vulgaire gemakzucht!
Het was voor het geheele Huis Greshoff een bittere teleurstelling, dat deze week de vliegpost ons weer eens in de steek gelaten heeft. Het was tot nu toe gewoonte dat Maandagochtend meestal, soms Maandagmiddag de Europeesche luchtpost gedistribueerd werd. Maar ditmaal is er zelfs heden Dinsdag ochtend nog niets en de bode wist ook absoluut niet te zeggen wanneer deze verwacht kon worden. Ik heb nog nooit zoo'n grondige cursus in geduld doorloopen en als de oorlog voorbij is verdien ik een diploma daarin. Welk een verontwaardiging over het onbeschrijfelijke en onbeschaafbare moffentuig, dat uit wraak over hun door Amerika verijdelde inval in Nederland, de Simon Bolivar in de grond boren. Ik was zéér getroffen door de houding van België, dat aan moffrika heeft laten weten, dat het iedere inval beneden Nijmegen als een casus belli beschouwde. Het schijnt toch wel zeker, dat dit onverwachtse vertoog, plus de onomwonden uitspraak van de VS, de ramp voorkomen heeft. Alles scheen voor de inval gereed te zijn. Of het tuig er nu voor goed van afgezien heeft?
Ook de namiddagpost bracht nog niets uit Holland. Wel een lange brief van een poëet uit Johannesburg, J. Krul genaamd, die zich op zijn relaties met Eddy beroept. Het verbaast mij zoo, dat ik die naam nooit van Eddy gehoord heb. Héél intiem zullen ze dus wel nooit geweest zijn. Ik zal er Eddy eens over schrijven. Altijd maar aan jouw adres, daar hij mij het zijne nimmer heeft laten weten. Dit brengt mij dus alweer op het pijnlijke onderwerp Du Perron!! Verder was er een nummer van het weekblad, dat mij ook al droeve en ergerlijke gedachten schonk, gezien de infame wijze waarop ik door Aldewereld behandeld ben. Van mijn vertrek uit Brussel heb ik, in weerwil van vaste afspraken en plechtige verzekeringen zijnerzijds, nog geen cent of centieme ontvangen en toen ik zoo brutaal was er eens naar te informeren kreeg ik een onbeschofte brief op mijn dak. Zelfs van de terugbetaling van geleende gelden (door mij aan hem!) wil hij niet hooren. Hij heeft een wonderlijke opvatting over verplichtingen. Maar met dat al kan ik naar een zevenduizend gulden fluiten, hetgeen geen kattendrek is.
Zulks met inbegrip van de 5000 gld, welke ik 1 maart '40 terug zou moeten hebben.
Ik lig op de divan mijn hoofdpijn te vergeten met Het Dagboek van Johan Goeree d'Overflaqué! Vooral in deze tijd aardige lectuur. Eigenlijk verduiveld goed gemaakt!
22/11/'39
Vandaag alweer geen Europeesche post! Zóó slecht hebben we het in tijden niet gehad! Wel kreeg ik mededeeling van mijn benoeming tot lid van de commissie van voorbereiding van het Eistaddfor, of zoo iets, een soort nationaal declamatieconcours, waar men hier dol op is. Zoo maar zonder me te vragen of ik er lust in had! Bij navraag bleek mij, dat er nog al heel wat werk aan vast zit. Maar bovendien, en dat is héél gek, als die commissie al het werk gratis verricht heeft, worden er juryleden benoemd die zwaar betaald worden!!! Ik heb geantwoord, dat ik wel mede wil werken aan de voorbereiding, wanneer ik de verzekering krijg van een benoeming als jurylid, het geen tegen de regel althans tegen de gewoonte is, daar commissieleden nooit in de jury benoemd worden. Gaan zij er niet op in dan doe ik het niet! Ik denk er eenvoudig niet over. Ik houd heelemaal niet van zulke werkjes; maar mijn toestand is zoo dat ik mij niet de weelde kan veroorloven eenige eerbare verdienst van de hand te wijzen: dus geld of adjuus!
Ik moet je een dienst vragen en ik hoop niet dat ik je daarmede een al te groote last bezorg. Kun jij er niet eens achterkomen of er ooit een boek of een ietwat uitvoerig tijdschriftartikel verschenen is over onze koningin Sophie. En zoo ja, dan gaarne titel en jaartal. De directie van het Huisarchief weet het natuurlijk precies te zeggen. Bel die even op. Deze vrouw heeft namelijk onnoemelijk veel geschreven, brieven, essays, meditatiën, kritische aanteekeningen, portretten etc. Zij publiceerde wel in de Revue des Deux Mondes. Ik zou van dit merkwaardig verschijnsel wel eens iets méér willen weten en er achter zien te komen of die schrijverij iets om het lijf had. En zoo ja, zou ik er van de een of ander een artikel voor GN over willen hebben. Stel je voor geestelijk leven in het paleis!!!
Ik heb tegenover Aty niets laten blijken van mijn bittere teleurstelling over Eddy's raadselachtig en hatelijk zwijgen. Gisteravond, naar de kamer van Van Wijk wandelend, begon zij er uit zich zelf ook al over en van dat het haar zoo hinderde en dat zij het zoo afschuwelijk onheusch vond, zoo'n een plotselinge verwaarloozing terwijl er geen saksje aan de lucht was. We hebben een gevoel van ontrouw en ik geloof niet dat er een ellendiger gevoel is. Als we maar konden nagaan wàt de knaap bezielt!!!
Als drukwerk zend ik je voor de aardigheid een nummer van Huisgenoot en Trek met bijdragen van mijn hand. Heb je je derde stuk in de Brandwacht indertijd ontvangen? Alles gaat zoo zonderling bedonderd met de post. Nu heb ik bv nog het boekje van Adriaan niet, dat al ik weet niet hòe lang uit is.
Ik moet nog even op koningin Sophie terugkomen. Je begrijpt wel, dat ik de Brinkman zèlf nagekeken heb. Ik vond daarin niets dan een aantal gelegenheidspublicaties bij haar dood en een boekje van Elisa van Calker, dat ik uit het fonds van H.D. Tjeenk Willink bestelde. Maar dit alles lijkt mij zoo vluchtig en partijdig. Ik zoek een serieuze historische studie en karakterschets.
Ofschoon ik geheel aan de klank van het Afrikaansch gewend ben en ik het zeer goed verstaan kan, blijf ik het een weinig aantrekkelijk idioom vinden. Enkele woorden echter bevallen mij wel. B.v. Naweek, in analogie met najaar, voor week-end, een onopvallende en doeltreffende vernederlandsching, welke ik aangenomen heb. Voorts duikweg, voor de ondergrondsche verbinding tusschen twee perrons, subway in het Engelsch; uitstekend en beeldend. Maar het meest houd ik van het woord voor rommel, rotzooi: TWAK. Naar je beschrijving te oordeelen, leek mij het nieuwe boek van Rein Stort twak.
Ik heb intusschen een stukje geschreven in opdracht van de Huisgenoot over de Camera van Spier. Ik bracht hun juist hedenochtend de kopij. Daarin loof ik de teekeningen zéér; maar kan de teleurstelling welke de herlezing van de text mij bezorgde, niet geheel verbergen. Ik moet mij nu tot twéé gelegenheidsstukken over Henr. RHost zetten, een voor de radio, die de krankzinnige naam van uitzaaicorporasie draagt en een voor de trouwe Huisgenoot. Je ziet ik doe van ik doen kan; maar het slingert niet aan! Verder lees ik tusschen alles door en tegen de klippen op: rijp en groen, elck wat wils, een bont allerlei! Nu ben ik aan drie boekjes tegelijk bezig: het geheime dagboek van Goeree, nog immer leesbaar en hoe prachtig volgehouden! Ik geloof, dat die een miskend meesterwerk der nederlandsche letterkunde is! Want wie heeft er een zoo gaaf en blijvend type geschapen in den laatsten tijd? In elk geval een kostelijke lectuur!!!; daardoor heen Zilcken's Jardin du Passé, gelijk de goede Zilcken was, vol goede bedoelingen en vol onbenul; maar met tal van terloops genoteerde wetenswaardigheden over het Nederlandsche kunstleven bij de eeuwwisseling;- en ten slotte met veel plezier Charpentier over Nap. et les Hommes de lettres de son Temps: er zijn heele bladzijden in, welke letterlijk op hittelaar van toepassing zijn, zéér curieus! Eerst wanneer ik weer door deze kleinen besognes heen ben, zet ik mij tot Michelet, ten einde de twee turven zonder onderbreking uit te kunnen lezen. Vooral voor jullie in Holland moet het leerzaam en amusant zijn nù Goeree te herlezen. Crevel heeft het zeker, want zoo ik mij niet bedrieg is zijn schoonvader er de onvolprezen auteur van. Ik kan het je zéér aanraden!!! Hoe staat het met de promotie en het proefschrift van gezegde vriend van Crevel?
23 Nov.
Gisteren namiddag en -avond mij aan de muzen gewijd; ben nog altijd bezig met het plan van verleden jaar, een soort verheerlijking der joden. Ik geloof dat er nu wel iets (maar wat?) uit zal braden: ‘Slaat Haman dood..’ Daarop door het ingespannen werken slecht de slaap kunnen vatten; maar toch om de gezette tijd van half zeven op, krantenstukje gedicteerd en daarna met Van WL naar de universiteitsbibliotheek. Keurig ingericht; maar van Nederl. en Fransch slechts matig voorzien. Zoo missen ze daar de verzamelde werken van Reinier Bakhuizen van de Brink, waar het mij nu juist om te doen was. Ook op Kinker ging ik uit; maar niets! Ik bracht toen mede Vondel met Roskam en Rommelpot om dat te herlezen, want het is héél lang geleden, dat ik die text onder de oogen had! En zijn brieven. Ik hoop nu na de lunch en de siësta aan Haman verder te kunnen arbeiden!
De kranten gaven mij stof tot verheugenis. De krasse economische maatregelen van de Engelsche regeering zijn mij zeer aangenaam. Het is mogelijk dat ons land daar ernstige geldelijke schade door lijdt; maar als daardoor de moffenvuiligheid nu eerder geliquideerd kan worden is dat toch ook een kapitaal belang voor ons. Licht dat we daarvoor dan ook iets offeren. En die economische maatregelen maken tenminste geen dooden, zooals het op zijn mofsch ten onder brengen van neutrale schepen. Uit de woede van de moffenpers maak ik op, dat de maatregel doel getroffen heeft! Ik zie dat Rotterdammer en Handelsblad op hun achterste beenen zijn gaan staan. Hieruit blijkt dunkt mij wel héél duidelijk, dat die bladen beperkte belangen, i.c. scheepvaartbelangen voorstaan, en daardoor het algemeen belang uit het oog verliezen. Er is maar één werkelijk onmetelijk en vitaal belang voor Nederland: de ondergang van de mofsche roofstaat. En daarvoor moet al het andere wijken.
We lijden bepaald om het uitblijven van iedere verbinding met Holland. Het loopt nu zoo langzamerhand naar de drie weken, dat we NIETS ontvangen hebben!
SCHRIJF toch in elk geval door; want vroeg of laat komt de boel toch hier aan!
Hééééél vééééél liefs als van ouds en voor immer geheel
je Jan
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum