J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

[Kaapstad], 14 maart 1940

Dit is brief nummer acht-en-dertig

No. 38

Van Donderdag 14 Maart 1940

 

Beste Menno,

<13 maart>De post brengt tegenwoordig iederen dag wat: eergisteren de Vaderlanden van Dec. die met de Heemskerk meegekomen waren, heden eindelijk mijn Januarinummers GN en tot ons onbeschrijfelijke genoegen de foto's. Jij lijkt me nog iets aangedikt, Eddy ziet er oud uit, althans op die kiek en Simon lijkt wel zoo pas uit Leeuwarden ontslagen. De gedierten zijn fraai en lief. We zijn erg blij met deze zending!!!! Je ziet dat alles ten slotte toch wel terecht komt.

Ik heb zojuist twee lange brieven aan neef Van Rantwijk geschreven over GN, dat er dit jaar niet gek zal uitzien. <14 maart> Hier werd ik in mijn briefwisselende bezigheden onderbroken door bezoek van Uys Krige en een jongeman, die bezig is een keuze uit mijn stukken in het Engelsch te vertalen. Zij bleven den avond praten en ik ga nu de volgende morgen door. Ik ben nog immer diep onder de indruk van de vrede met Finland en van de menschonteerende laaghartigheid van Noren en Zweden, die van den beginne afaan geweigerd hebben geallieerde troepen door te laten. Maar onderwijl kwijlden ze over hun ‘broeders’ die zoo verraderlijk aangevallen waren etc etc. Zulke farizeeërs zijn zeldzaam. Waarom hebben ze niet dadelijk een drie, vierhonderd duizend man ter beschikking van Finland gesteld en meteen de geallieerden vrije doortocht te geven???? Dan zou dit NOOIT gebeurd zijn. Ik moet zeggen, dat ik in deze heele oorlog en wat er aan voorafging nog nooit zoo'n gevoel van persoonlijke afschuw en haat gevoeld heb als tegen deze geboren verraders van Zweden en Noren. En nu klaagt hun pers ach en wee over de bittere voorwaarden waar Finland aan moet voldoen; terwijl het hun schuld is, dàt die arme Finnen daaraan moeten voldoen. Dit is de walgelijkste comedie welke ik ooit gezien heb. Dit treft mij te meer, daar ik altijd geloofd heb, dat de Zweden en de Noren een bij uitstek ridderlijk en fatsoenlijk volk vormden. Maar juist zij bereikten een graad van onfatsoen, welke moeilijk te overtreffen valt. Ik lees dan ook met genoegen, dat er in Finland een diepe verbittering heerscht tegen deze scandinavische ‘broeders’.

Ik ga nu je brief no V weer even door. Om te beginnen schrijf je daarin over je boekje over Vestdijk. Ga dat nu toch door bij Veen of heb je er een andere uitgever voor gevonden? Je begrijpt zeker wel HOE benieuwd ik ernaar ben. Wanneer je een dubbel stel proeven kunt krijgen, houd ik mij voor één daarvan sterk aanbevolen.

Vergun mij nog een opmerking over De Breede en de Smalle Weg. Wat mij vooral daar in puzzelt is de tegenstelling tusschen de kleedij der burgerij en die der militairen. De eerste nl draagt gewaden van omstreeks 1890, zie vooral de dames; de soldaten daarentegen zijn modern in het veldgrijs met stalen helm? Hoe is dat mogelijk?? Er zijn er twee één bij de fontein en één bij de bittertafel, beide up to date. We zijn nog steeds niet uitgekeken op deze rijke voorstelling en telkens doet een van ons weer een boeiende ontdekking.

Over het ‘geval’ Nijkerk schreef ik je reeds. We, Aty nog méér dan ik, zijn zeer ontdaan en verontwaardigd over deze zaak. Ik heb nog nooit geaarzeld mijn ongelijk te bekennen, wanneer iemand mij er van overtuigde. Ik zie daar schande noch bezwaar in, overtuigd als ik ben van ons aller feilbaarheid. Maar in dit geval is het onrecht zoo duidelijk en onweerlegbaar aan A's kant dat het mij ergert en hindert wanneer een van mijn vrienden nu hem min of meer bijvalt. Er zijn drie punten. Het eerste betreft ‘polemischheid’. Maar hoe is het mogelijk dat de heer A. dat pas ontdekt nadat ik ZES jaar voor hem gewerkt had??? Maar... sterker: volgens de plechtige afspraak van 3 Mei moest de heer A. op 1 Juni, en vervolgens iedere maand, honderd dertig gulden storten. Hij deed dit NIET op 1 Juni. Zou zich die polemische aard dan juist tusschen 1 Mei en 1 Juni geopenbaard hebben??? Verder: dat geld sloot ook de bijdragen van Aty over mode in; was daarin ook plotseling een polemische toon gekomen?????? Verder: de heer A. inde op Aty's verzoek geld voor haar van een Indische krant en droeg dat geld NIET aan ons af; is dat ook als tegenmaatregel tegen mijn polemische geest te verklaren??? Ten slotte beweer ik, dat A. indien hij na zoveel jaren onoverkomelijke bezwaren tegen mijn toon kreeg, natuurlijk het recht had aan mijn medewerking een einde te maken; maar dan toch met in achtneming van een behoorlijke termijn van opzegging. En dat hij aan zijn bezwaar tegen mijn stukken nooit het recht kan ontleenen eenvoudig zijn verplichtingen, ook tegenover derden i.c. Aty, niet na te komen. Stel je voor dat Nijgh je plotseling je salaris niet meer uitbetaalt met vermelding dat je laatste stuk hem niet beviel!!! En dan meteen het salaris van Hein om die reden inhoudt! Ik ontken dat ik sedert mijn vertrek ANDERS geschreven zou hebben dan op de wijze, welke mij zes jaar lang de hoogste lof van A. bezorgd heeft en ik ontken dat welk bezwaar ook, A. het recht zou geven zijn betalingen zonder één woord te staken, zoowel die van mij als die van Aty, om nog te zwijgen van de achtergehouden gelden welke hem niet toekwamen.

Ten tweede beweert Nijkerk, dat ik ‘vergeten’ heb dat A; eenige rekeningen voor mij betaalde. Nijkerk kan dat NIET TE GOEDER TROUW beweren, helaas, want in mijn rapport staat duidelijk die betaling vermeld. Wat is natuurlijker dan dat ik Aldewereld, wien ik persoonlijk uit mijn zak, een groot bedrag leende, waarvan nog ruim vierhonderdvijftig gulden, vier maanden na de afgesproken datum NIET terug betaald waren, verzocht om van dat geld, per slot MIJN geld, eenige rekeningen te voldoen. Herhaaldelijk heb ik A; verzocht om een opgave van hetgeen hij voor mij betaald had en van wat hem nu nog aan mij te betalen restte; zonder eenig resultaat. Nijkerk ‘vergist’ zich dus wanneer hij zegt dat ik die betalingen vergeten zou hebben en hij ‘vergist’ zich ten tweeden male; wanneer hij het doet voorkomen alsof die betalingen een welwillendheid van A. waren. Integendeel, A. betaalde volgens belofte op die wijze een deel van zijn schuld aan mij af. Wat er nog van bleef staan, meer dan 200 gld, betaalde hij laatstelijk aan N. af. Hoe Nijkerk deze zaak dus ten gunste van A. kan aanvoeren is mij een godsgruwelijk raadsel! Ten slotte, dat uurtje werk! Hierover kan ik kort zijn. Het is precies een uurtje, dat jij op Het Vaderland doorbrengt! Bovendien bracht ik vele uurtjes, heele dagen op de zetterij door. Maar over dergelijke kul kan ik niet polemiseeren! Een kind kan begrijpen, dat een weekblad als het Hollandsche, afgescheiden van de kwaliteit, niet persklaar uit de lucht komt vallen en evenmin, dat men een blad met één uurtje per dag van 12 blz tot 48 opwerkt. En ook begrijp ik niet waarom A. mij twintigmaal ‘diep bewogen’ (!) gedankt heeft voor al wat ik voor hem gedaan heb, omdat hij het zonder mij NOOIT zoo ver gestuurd zou hebben. En dat alles voor 80 popper per maand!!!! Begrijp mij goed: ik verbaas mij er geen halve seconde over dat A. met zulke argumenten aankomt: ik vind dat juist argumenten welke bij hem passen; maar het ergert en verdriet mij, dat Nijkerk die overneemt en verder gebruikt tegen mij. Dàt zul je wel kunnen begrijpen, dunkt mij. Het éénige wat ik voor Nijkerk moet aanvoeren is, dat hij die zaak ten slotte op een voor mij vrij voordeelige wijze tot een oplossing gebracht heeft. Zulke kleine gevallen hinderen je nog meer wanneer je zoover weg zit. Vandaar dat ik er, om mijn ziel lucht te geven, zoo uitvoerig over schrijf, terwijl het sop de kool niet waard is.

Adriaan zit nu al in Amerika en ik ben benieuwd naar zijn indrukken. Hij heeft gelijk, dat hij het heeft doorgezet, omdat hij anders ontevreden zou zijn. Maar de hemel weet wat hij daar zoekt? In die koloniale landen is het leven allerdorst en dufst en ik maak me van dat Amerika ook geen enkele illusie. Het lijkt mij een grof vulgair zoodje, zonder eenige werkelijke beschaving, geheel bij bluf levende. Het kan misschien meevallen; maar dan had men daar toch al eerder eens iets van vernomen. Voor mij is de man die in Amerika tiert als kool: Hendrik Willem van Loon en daar zie ik Adriaan niet voor aan. Naast die Van Loon is Asselbeghs een ingetogen Wijze. Het succes en de positie van Van Loon kenmerken de geestesgesteldheid van Amerika. Hij lijkt me iets vreeselijks, een ware hel.

Wat mij zoo verbaast en vermaakt is dat in die zaak van Multatuli meine Wenigkeit betrokken wordt; waar ik me bij mijn weten nooit of te nimmer over D.D. of zijn familie, laat staan zijn aangetrouwde familie, uit gelaten heb!!! Ik heb dat boek van die feeks niet gelezen; nog eenige stuk daarna (behalve jouw waardige bespreking in het Het Vaderland) en dat vind ik jammer, want ik zou er mij zeker mede geamuseerd hebben. Het puzzelt mij hoe ze mij erbij te pas haalt???? Maar het doet me genoegen aan jullie zijde te staan: liever met jullie samen dik door het slijk dan met Dikke Toon op een troon. Uit je Deutekomsch verslag blijkt weer eens de onpeilbare stompzinnigheid der gewone lieden. En dan te denken, dat er menschen zijn, die volhouden, dat we dáárvoor schrijven moeten! Liever niet schrijven.

Ik meldde je al, dat zelf de vage veronderstelling van jullie komst met September me al weer moed en levenslust schonk!! Om te beginnen hoop ik van harte dat het moffentuig tegen dien tijd ingemaakt zal zijn. Althans dat hittelaar, liefst op gewelddadige wijze, het tijdelijke met het eeuwige verwisseld zal hebben. Mijn eenige angst is altijd, dat ze er wéér te vroeg mee uitscheiden. Ik zou nog zoo graag de paar jaren welke mij nog resten, zonder dat moffengedonder aan mijn hoofd willen doorleven. Jullie zoudt hier van October tot Mei een heerlijke tijd hebben, rust, mooi weer, mooi landschap. En voor ons zou de deur van de cel een kiertje opengaan. Als dit nu eens waarheid kon worden!!!

Van Wijk Louw is op het oogenblik meer dan ongelukkig over het aantal college-uren, dat zeer uitgebreid is; veel meer dan verleden jaar. Hij moet zich daar nu eerst weer even aan aanpassen, vóór hij zijn eigen werk weer ter hand kan nemen. Maar ik houd de zaak warm!

Ik zou zeggen, dat mijn gezondheidstoestand iets beter is. Zaterdag zal de medikaster de druk weer opnemen. Tot mijn genoegen vernam ik dat de oorlog de leerbewerking van Ant niet heeft gestuit. Mocht zij ooit de pen ter hand nemen, dan zal dat als een bewijs van heroieke zelfoverwinning op de hoogste prijs gesteld worden!

Jan en Kees beginnen aardig aan het werkleven te wennen en Kees toont veel belangstelling. Hij loopt college in Fransch, Klassieke Oudheden, Bibliotheekwetenschap, Psychologie. Jan teekent dag en nacht!

Zeg tegen Eddy, dat Jan junior gisteren 13 Maart het ex. Schaandaal in H. kreeg door hem E. in December verzonden. Hij zal dezer dagen schrijven. Vast voorloopig HARTELIJK dank.

Ik kreeg ook Herwaarts van P.N.

Zoojuist ontving ik het Zondagsblad van 11 Februari. Ik heb nij alles van je gelezen BEHALVE de twee stukken over de briefwisseling Kloos-Vosmaer. Is het mogelijk die alsnog voor mij op te duiken??? Dan Héééél graag.

Met veel liefs voor Ant van ons allen en veel dank voor de Foto's, als immer geheel je JAN.

 

Staat der Briefwisseling.

Bericht van ontvangst gekregen betreffende tot en met no. 24

25- 30 Januarij en ter hand gesteld aan Nunes Vaz
26- 5 Februarij en bevattende artikel Brandwacht
27- 8 id
28- 13 id
29- 23 id
30- 27 id bevattende kiekjes van Krige en Louw
31- 27 id over de kwestie der Slaucommissie
32- 28 id briefkaart
33- 4 Maart, voornamelijk over de ZA letterk.
34- 5 id over de regeling met Aldewereld
35- 6 id briefkaart
36- 12 id
37- 12 id
38- 14 id

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie