Menno ter Braak
aan
J. Greshoff
Den Haag, 30 maart 1940
Brief VII 30 Maart 1940
Beste Jan,
Wonderlijk werkt die post. In geen weken kwam er iets van je; en nu plotseling in een paar dagen een verblijdende stortvloed behelzende liefst brief 30 t.e.m. 37!! Ik heb opgehouden te vorschen naar de oorzaken van deze vertragingen en golven; hoofdzaak is, dat alles op den duur wel terecht schijnt te komen. Maar de foto's van de poesen, de three Forum Boys en ondergeteekende? Ik vrees, dat die toch met de Arendskerk verzopen zijn. Ik zal trachten dat te weten te komen, want aangezien ze aangeteekend waren, moet er toch eenig theoretisch verhaal op bestaan, dunkt mij. Het verlies is jammerlijk, want het waren mooie foto's, maar er zijn erger dingen in deze wereld.
Allerhartelijkst dank voor alle bijzonderheden over je verblijf; mijn litanie blijft deze, dat ik daartegenover geen gelijkwaardige epistolaire prestaties kan stellen, omdat ik te veel moet schrijven voor het vak enz. Daarvoor krijg je dan de Zondagsartikelen, die blijkens no. 37 toch ook arriveeren. Ik snak er naar om nu ook binnenkort aan mijn roman te beginnen, waarvan de eerste kapittels om zoo te zeggen in mijn hoofd klaar liggen; de voorloopige titel is ‘Het Plagiaat’. Hetgeen zeer ten deele, maar toch pas in de vijftigste plaats slaat op dien zonderlingen christen H.B., wiens sappig geschrijf uit mijn koker met bijbelsche inlasch Arthur v.R. je toe deed komen. Misschien verandert de titel met het boek. De eerste vraag is: zal ik gelegenheid hebben de rust te vinden voor dit werk? Uitknijpen gaat niet vanwege den oorlog. Of die oorlog ons in de eerstkomende maanden direct zal bereiken is veel onzekerder dan het in Nov. leek. Eerlijk gezegd: wij leven wat op, wij hebben hier allemaal den indruk, dat Hitler aarzelt om toe te slaan in het Westen, en dat hij misschien ook niet kan. Maar dat kan morgen al gezichtsbedrog zijn gebleken. Een feit is, dat de geuniformden hier bezig zijn een waterige maginotlijn aan te leggen, die zelfs uit den trein gevaarlijk lijkt. Een Blitzkrieg in holland houden de deskundigen, schijnt het, nu niet meer voor mogelijk. Maar de deskundigen zijn ook al weer lieden, die doen alsof ze het weten.
Het verbod van Rauschning was een fraaie streek, maar het was verwacht en is gepareerd. De politie vond bij Leopold... niets; alles was naar den boekhandel, en die had het grootendeels weer naar de klanten weggewerkt, als zichtex. en zoo. De heele oplaag is dus uitverkocht, afgezien van een paar honderd in beslag genomen exemplaren. Verboden is het boek ook niet, want er moet nu nog een proces tegen L. komen, om de beslagnemingen te wettigen. De situatie is dus zoo, dat de boekhandel verkoopen kan, maar dat de politie elk uur van den dag invallen kan doen. Geëtaleerd wordt het boek dus niet meer, maar het was te krijgen zooals vroeger de drank in het drooge Amerika. Intusschen blijft het gebaar slaafsch en onnoodig bovendien; in België liggen onze vertalingen gewoon voor de ramen, dus daar schijnt men het beleedigende voor het ‘bevriende’ (n.b.) staatshoofd niet in te zien.
Eddy en Bep zitten weer in Bergen; wij hopen ze Maandag a.s. in A'dam te treffen, alwaar ik het woord voer voor een jodenvergadering tegen den rassenhaat, samen met Koos (kaus) Vorrink, Maurits Dekker en... Toon van Duinkerken! Een alleraardigst, en verder geenszins harmonisch samenzingend kwartet.
Je ‘onredelijke sentimenten’ begrijp ik geheel. Ga gerust voort ze te uiten; ik weet uit ervaring, dat zulks verlicht. Ik zelf voel me in den laatsten tijd tamelijk best; heb b.v. weinig last van de befaamde ‘inzinkingen’. Ik veroordeel jouw ‘uitknijpen’ zeer zeker niet, en dat was ook niet de bedoeling van mijn uiteenzetting, waarom ik bleef. Onze verhouding tot de gemeenschap is nu eenmaal altijd ambivalent; voor het uitbreken van den oorlog, ook al had ik dat kunnen voorzien, zou ik waarschijnlijk, als zich de mogelijkheid had voorgedaan, evengoed zijn ‘uitgeknepen’ als jij. Al deze dingen zijn volkomen betrekkelijk. Een andere vraag is, of ik van deze ‘desertie’ iets zou verwachten. Ik verwacht er nooit veel van en jouw exempel versterkt mij in dat scepticisme. Ik geloof niet aan dat ‘rustig werken’ in den vreemde, tenzij ook de ‘desertie’ geheel rustig geschiedde; als die Adolf niet hier komt en wij hebben tijd van leven, zal ik ‘Het Plagiaat’ stellig ook hier schrijven (beter misschien dan in Afrika, waar reizen en ledigheid mij zouden verleiden), aangenomen, dat ik het kan. Vacantie, Ferien vom ich, zullen wij toch voorloopig niet meer hebben, hier niet, maar ook niet in Z. Afrika, daarvan ben ik heilig overtuigd. Ik las pas een brief in de N.R.C. van ‘onzen Kaapschen correspondent’, kennelijk een geestverwant van Malan c.s., die de Engelschen qualificeert als ‘jingo's’. Wie is die onsympathieke heer? Ken je hem? De toon van leedvermaak om de moeilijke positie van Smuts is onmiskenbaar, al spreekt hij zich niet openlijk uit voor het nationalistische vee.
Dank voor de mooie foto van jou en de heeren Afrikaanders. Deze Louw is een vrij massaal man, naar dit beeld te oordeelen; Uys heeft mephistofelisch, of lijkt dat maar zoo? Ik zal hem hartelijk verwelkomen, als hij dezen kant op mocht gaan.
Je uitval tegen Zijlstra, ter plaatse herroepen, vermaakte mij zeer, als een van de mooiste documenten van je temperament! Heusch, de man is ook volmaakt onschuldig aan het weglaten van je naam in het krantenberichtje, want dat was een nalatigheid van mij, die hij gewoon doorgaf, meer niet. In de editie (colophon) sta je er werkelijk in optima forma bijgeschaard. Ik vergat je, omdat ik bij het opstellen van dat onnoozele berichtje alleen dacht aan die commissie als aan iets, dat nu in Nederland vigeert. Dat jij als medeplichtige aan het tot standkomen van de uitgave, in den colophon zou komen, sprak vanzelf. Er is nu al veel vraag naar de complete werken, veel inteekeningen ook; de Slauerhofftentoonstelling in De Bijenkorf was een groot succes. De eerste twee deelen zullen in April verschijnen. Je psychologische interpretatie van je afkeer van Zijlstra lijkt me geheel juist; maar hoe in godsnaam kun je toch altijd weer illusies koesteren (buiten zeer beperkte grenzen) over de gevoelens dier heeren? Aangenomen, dat hij een zakenman is, en dat alles dus gefiltreerd wordt door de geldverdienerij, vind ik Z. niet de ongeschiktste, al zal ik hem niet het kleinste geheim mijns harten toevertrouwen. Het zal hem zwaar vallen mij nu nog te desillusionneeren, al bestaat de kans natuurlijk. Maar in Bob van Kampen heb ik evenmin fiducie, en evenmin in Meulenhoff jr. Sander is uiteraard een heel apart geval, omdat hij werkelijk een ‘intellectueel’ is. Die andere heeren zijn meer of minder geschikt naarmate zij meer of minder verwachting van je koesteren. Waarbij ik volstrekt niet over het hoofd wil zien de kans, dat zij ook hier en daar echte gevoelens onder de commercieële mengen. Ik wil tot geen prijs cynisch worden. In ieder geval wil Z. ‘In Gesprek met de Tegenwoordigen’ uitgeven, maar daar moet ik dan nog toe komen in den zomer!
Je lage bloeddruk verontrust ons een beetje, maar is een te hooge niet erger? Hoe het ook zij, ik kan je op deze afstand geen enkel medicijn sturen en je alleen het allerbeste wenschen. De intieme begeleidende verschijnselen, waarvan je gewaagt, zijn, geloof ik, aan geen oprechten intellectueel, met of zonder bloedgedruk, geheel onbekend!
Gelukkig, dat de zaak met het Holl. Weekbl. in orde is. Ik neem aan, dat Nijkerk er toch erg zijn best voor gedaan heeft, al ziet hij dan soms ook door de bril van den zakenman. De Duivelskunstenaar is ter perse en moet voor Juni verschenen zijn krachtens contract; maar die Veen lijkt me een prul van een uitgever, naar alles wat ik tot dusverre van hem merkte.
Ik denk, dat ik uitscheid met mijn medewerking aan Die Brandwag. Dit voorloopig in vertrouwen; als ik het met mijzelf eens ben, zal ik hun schrijven. Ik heb er juist in deze oorlogstijd niet het ware plezier in om over koetjes en kalfjes te schrijven voor een publiek, dat ‘ingelicht’ moet worden. En de onregelmatige verbindingen verhoogen de bezwaarlijkheid.
Ik schreef voor Gr.Ned. April een kroniek over Kuusinen: Remember my forgotten man.
Wij denken erover de plaat van hel en hemel naar de badkamer over te brengen. Onze plee is niet gunstig gebouwd voor het aandachtig beschouwen; ik wil er onder het scheren het oog op hebben.
Tot nader, allerbeste! Veel geluk met de bloeddruk en hartelijke groeten ook voor Aty en de jongens. Zelf tienvoudig handgedrukt A. ter Braak-Faber en
Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum