J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

[Kaapstad], 21 maart 1940

Dit is brief nummer VEERTIG

No: 40

 

20 Maart '40

 

Beste Menno,

Vanmorgen kwam de vliegpost aan en daar er niets van je bij was, verzond ik mijn brief 39; maar ziet, tot onze groote vreugde, viel je nummer VI des namiddags bij ons binnen. Hij ligt hier naast mij en ik antwoord erop. Ik ben natuurlijk méér dan benieuwd naar De Duivelskunstenaar. Stuur het boekje dadelijk en gebonden! En zend me vooral een verboden Rookniet. Ik kàn het niet anders zien als een door de Nederlandsche pers gekweekt pessimisme, wanneer je meent dat hittelaar er nog niet zoo beroerd voor staat. Ik geloof dat die voortdurende proefvredesbalonnetjes het beste bewijs van zijn zwakte zijn. Hij zou die zaak graag willen sussen. Wanneer hij er werkelijk behoorlijk voor stond, zou hij wel wat doen, in plaats van telkens weer over vrede te urmen. Geen grondstoffen, geen voedsel, innerlijke verdeeldheid, nergens eenige steun of sympathie in de wereld. Laten we hopen dat die boel spoedig in elkaar zakt. Ik ben èrg blij, dat je Nunes Vaz gesproken hebt en nu zoo'n beetje weet hoe wij hier zitten en leven. Hij at bij ons en we namen hem 's avonds mee naar een koffijhuis aan de zee met de Louw's (Van Wijk en Gladstone). Ik schreef je reeds uitvoerig en definitief over mijn verhouding tot dit leven. Nunes had gelijk: bij oppervlakkige beschouwing en de zijne kon niet anders zijn, lijkt het een heerlijk bestaan en inderdaad het is ook een heerlijk bestaan hier voor wie niet op ziekelijke wijze aan zijn verleden gebonden is. Ik heb aan deze vriendelijke, doch vreemde man geen inzicht in de binnenkameren van mijn gemoed geschonken, gelijk je begrijpen en billijken zult, zoodat hij alleen op uiterlijke kenteekenen kon besluiten tot mijn ‘volkomen thuis’ zijn alhier. Ik ben hier zoo thuis, als het maar mogelijk is, wanneer men liever vandaag dan morgen naar Europa zou terugkeeren. Ik wéét zeker dat het een groote dwaasheid zou zijn nu, uitgerekend nu, naar Europa terug te keeren en ondanks die wetenschap zou ik het zonder aarzelen doen, wanneer ik niet mijn verstand doch mijn gevoel volgde. Ik ben toch zoo blij, dat jullie de Rantwijks zoo graag moogt lijden. Wij zijn ook zéér en steeds méér op halie gesteld. Ik hoop, dat ze* mij Criterium zullen zenden, want ik hunker ernaar. Dat ‘er buiten staan’ is mij nog heel pijnlijk; hoewel het ‘er binnen willen vallen’ onmiskenbaar een vorm van ijdelheid is. Hier bemerk ik pas, hoezeer die eigenschap mij eigen is. Ook het niet hebben van Geschenk 1940 verdriet me. Ik kreeg een ALLERAARDIGSTE brief van Eddy, welke ons beiden, Aty en mij, werkelijk ontroerde. Wat je schrijft over zijn houding tegenover Dick is mij totaal onverstaanbaar en onbegrijpelijk. Dààr had de Indische reis hem nu overheen moeten helpen!

Toch een zeldzame kerel met al zijn rarigheden! De fotos zijn nu eindelijk, gelijk ik je al meldde binnegeloopen. DOLGRAAG van Crevels proefschrift!!!!!!!

Hein schreef ik reeds eenigen tijd geleden. Ook P.N. van Eyck, over wien Eddy niet zeer te spreken is. Zijn mededeelingen over de oude prof zijn niet zeer waarderend. Hij heeft vele bezwaren niet slechts tegen den dichter, maar ook tegen de mensch. Wat je schreef over die andere prof Jan de Vries heeft mij zeer vermaakt. Hij was natuurlijk nooit daverend los en leuk; maar vroeger toch wel tienkeer zo pruimbaar als nu. Ik zag hem voor het laatst een jaar of vier geleden te Brussel en was toen ook geschokt door zijn verstijfselde schoolmeesterachtigheid. Hij is door het professoraat vrijwel als een blad van een boom omgedraaid. Bij zijn intrede te Leiden heeft hij al wat hij van huis uit aan menschelijkheid en jeugd bezat, met één slag afgeworpen.

Ik schreef je al dat er niets nieuws te melden is. Ik hoop mij morgen weer bekwaam te voelen tot een normale arbeid. En dan ga ik verder met Vrouw Catrijntje IV: ‘De Zeevaart’. Ik verheug me nu al op In Gesprek met de Tegenwoordigen. Het stuk van Jo Tielrooy lijkt mij totaal geschift, een mengelmoes van tegendeelen. Ik ben benieuwd het te lezen; maar de ellendeling uit de Vondelstraat zond mij Elsevier van Jan. nog NIET!!!! Er schijnen weer eenige kisten van De Bussy onderweg te zijn. Ik hoop dat daarin zich de nieuwe uitgaven van N&vD zitten, om over te schrijven. Dat bandje van Houtekiet dat ik in de boekhandel zag, bevalt mij opperbest. Het ontwerp van Salden voor het boekje dat Stols dit najaar van mij uitgeeft, werd je toegestuurd als aangeteekend drukwerk. Ik ben benieuwd, ik ben steeds en onafgebroken benieuwd, maar nu speciaal naar je artikel over Salden. Ik doe je hierbij een overzicht van de briefwisseling toekomen. Spoedig meer en beter, véél liefs voor onze lieve zadelmaakster,

een stevige hand van geheel je JAN

 

*de red of de uitgev

 

Bericht van ontvangst gekregen tot en met no 27

28- 13 Feb.
29- 23
30- 27 ---- foto's Van Wijk L en Krige
31- 27 ----- over de Slaucommissie (kulbrief)
32- 28 ----- briefkaart
33- 4 Maart - lange brief over ZA letterkunde
34- 5 ----- over regeling zaak Aldewereld
35>- 6 ----- briefkaart
36- 12
37- 12 ----- briefkaart
38- 14
39- 20
40- 21

Hoe oordeel je over mijn administratieve bekwaamheden? Ben je niet van mening dat er een referendaris in mij verloren gegaan is?

 

N.B. Nauwkeurige studie van het Plagiaat uit ‘De Standaard’ heeft mij de overtuiging geschonken dat de schrijver ervan H.B., de christelijke onderwijzer Herman Besselaar is. Informeer eens in Amsterdam of dat uitkomt???

 

Zoojuist loopen de Vaderlanden van 17 en 18 Feb. binnen. Boutens en Houtekiet. Dank!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie