J. Greshoff
aan
Menno ter Braak
[Kaapstad], 11 april 1940
42
5 April '40
Beste Menno,
Om zeker te zijn, dat ik niets vergeet, begin ik maar weer brief nummer 42, onderhavige, en ik wacht met de verzending tot ik de mail van de volgende week binnen heb, in de hoop dat daar berichten van jou mee zullen komen. In het Vaderland las ik een verslag van de litteraire koffijmaaltijd en het deed mij goed dat daar het wijf Goemans gelegenheid kreeg even een hatelijkheidje tegen jou te plaatsen. Zoo is het in orde. Ook al zat ik in Holland zou ik nooit aan zulke feestelijkheden deelnemen; maar hoe verder ik ervan àf zit, hoe liever het mij is! Hier ligt dus een voordeel van de ballingschap! Voorts las ik daar met belangstelling over de Slauerhofftentoonstelling. Jij hebt een woordje bij de katalogus geschreven. VERGEET NIET het mij te zenden of vraag Hein zulks te doen!!!! Je stuk over Achterberg gelezen. In hoofdzaken ben ik het er mede eens, maar die poëzie heeft toch blijkbaar op jou een minder diepe indruk gemaakt dan op mij. Ik moet bekennen, dat ik van het geheel nogal sterk onder den indruk was.
Nu nog eenige vragen, WELKE ANTWOORD BEHOEVEN. Ten eerste: het hindert mij zoo, dat ik nooit dat boekje van Adriaan bij Leopold gekregen heb. Hij heeft het mij waarschijnlijk wel gestuurd; maar het is weggeraakt. Zou jij nu Leopold eens op willen bellen met het verzoek het mij alsnog te sturen. Plús het verongelukte nummer v. DVB-'39 Peter van Steen. Ten tweede: wie levert de onderschriften bij die reproducties van moderne schilderijen in Het Vaderland?? Onze De Gruyter????
Ik heb twee weken hard gewerkt om eenige boeken persklaar te maken. Je weet bij ondervinding, dat daar nog meer werk aan zit dan men aanvankelijk denkt. Uit losse artikelen een min of meer samenhangend geheel maken eischt aandacht en overleg. Hier moet wat bij, daar wat àf, dan van twee één of van één twee gemaakt worden. Het eindresultaat van dat ploeteren is, dat ik nu vier boekjes kan en klaar heb, die ik spoedig naar Nederland zal zenden op zoek naar uitgevers! Eerst een kleine text voor Ursa Minor: Kabinetformaat; dan een bundel van alles wat ik over boeken en de liefhebberij voor het boek en litteraire kwesties geschreven heb, onder de titel ‘Een Boek over het Boek’; vervolgens artikelen over ietwat buitenissige menschen en boeken, genaamd ‘Rariteiten’, een boekje, dat naar mijn bescheiden meening nogal geslaagd is en ten slotte een bundel nieuwe aforismen: ‘Mimosa Pudica’; nu ga ik snelstens aan de laatste hand van mijn Moralisten, waar de Hollandia Drukkerij al lang op wacht. Catrijntje Afrika gaat dan daar tusschen door zoetjes verder. Ik heb nu nog ter gereedmaking liggen één bundel met drie groote stukken: ‘Drie Gebieden’. En dan ben ik schoon van mijn verleden!
Wanneer ik het zoo druk heb, kan ik niet zooveel aan het verleden denken en wordt het bestaan hier dragelijker. Het Maartnummer van GN bereikte mij dezer dagen. Ik was er zéér tevreden over. Alleen het fragment van die rare Mick de Vries viel er een beetje buiten. Hoeveel poignanter behandelt Adriaan een geval van armoede! Je kroniek was opperbest en mij uit het hart gegrepen. Was dat het stuk waar H&W aanvankelijk eenige vrees voor hadden?!?!?! Waar kwam dat stuk van De Merode vandaan???? Ik was blij dat we dat hadden. De kroniek van Mulder was ook zeer naar mijn zin. Dit is wat men noemt een serieuze jongen. Ik kreeg een briefkaart van Rantwijk, dat het derde stuk van Catrijntje, dat ik voor Mei bestemd had nog niet aangekomen was. Ik hoop maar dat het intusschen binnengeloopen is! Het vierde kan dan in Julij volgen. Als je nu eens wist hoe mij het denkbeeld beklemt, dat jij een goed boek zou kunnen schrijven, wanneer je er maar de zielsrust voor kon vinden. Aarzel je nu nog, dat de zaak voor moffrika verloren is???? Geloof je dat het mogelijk is aan de verscherpte blokkade weerstand te bieden? Laat er hier en daar eens wat doordruppelen; dat blijven altijd maar minimale hoeveelheden tegenover de behoeften van een volk van tachtig miljoen in oorlogstijd! Ik heb het heerlijke gevoel dat de hand om de keel zich langzaam maar zeker dicht schroeft. Mijn innigste wensch is nu een totale misoogst in moffrika.
Laatstelijk las ik je stukken over Achterberg en over Bruning. De ontvangst van zondagsbladen wordt immer met gejuich begroet en na mij leest Van Wijk ze meestal met vrucht voor zijn ziel.
9/4/40
De vliegpost van deze week begint nu binnen te loopen en ik hoop van harte dat er iets van je bij zal zijn. Ik ben nog steeds bezig met het persklaar maken van die boekjes. Het meeste schik heb ik in ‘Rariteiten’. Ik zend juist heden een omslagteekening daarvoor aan P.N. van Kampen, gemaakt door een jonkman alhier, die het bitter hard heeft. <schoonzoon v.M. van Blankesteijn> M.i. goed geslaagd. Voor ‘Een Boek over het Boek’ heb ik een zéér mooi omslag van Salden. Zoodra al die kopij de deur uit is, geef ik mezelf eenige dagen vacantie. Dat is wel noodig, want ik kots van mijn proza op dit oogenblik. Des Guten viel zu viel!!! Eerst moet ik het lezen, daarna bijwerken en veranderen en dan nog de overgetikte vellen door lezen op de tikfouten en eventueele nieuwe veranderingen; dat is dus DRIEMAAL achteréén hetzelfde.
De dagbladen, welke hier met een waardeerbare openhartigheid ook de keerzijde toonen, waren heden vol van Noorsche en Zweedsche protesten. Het is misschien formeel niet heelemaal in orde; maar het schijnt dat de neutralen maar niet kunnen inzien, dat de geallieerden ook voor hen vechten en dat zulke maatregelen dus in laatste instantie voor hun eigen heil zijn. Wat mij betreft: ALLES wat er toe kan bijdragen de moffen te nekken, is mij van harte welkom. Het lijkt mij toe, dat die versterkte blokkade hun leelijk dwars zit: bravo!
Ik moet vanavond een radiorede houden over de internationale positie van Nederland. Dit is een van de naarste bezigheden mij bekend. Gelukkig duurt het maar een kwartier. Bovendien kan ik de daarvoor gestelde belooning niet missen. Het is een serie van vier verdeeld over April en Mei. Aty een serie van zes verdeeld over Mei en Juni. Deze laatste wordt gevormd door causeriën over ‘beroemde mannen’, o.a. Vincent, Rembrandt, Kloos etc etc.
Ik schreef Johan Koning over medewerking aan De Haagsche Courant. Doch mocht nog niets van hem vernemen. Ik vrees, dat er in dezen tijd nergens geld voor is. Te begrijpen: maar niettemin onaangenaam voor ondergeteekende. Ik heb in mijn nu reeds lange journalistieke loopbaan nog nooit zoo'n schrale tijd gekend. Enfin, laten we maar zeggen, dat dat de prijs is waar ik mijn rust hier mee betaal. Het boekje van Gomperts heb ik verslonden. Een scherpzinnig heertje; maar nooit tè scherpzinnig. Het is méér dan een vernuftig spel. Er klinkt een overtuiging doorheen.
Je moet me toch eens schrijven hoe het gaat met Jo Donkersloot. Is haar Oostenrijksche vriend-de-schilder nog immer in die hel? Kan hij niet naar Nederland komen? Ik denk weleens aan haar, omdat haar bijzonder aardig vind. Schrijf ook weer eens iets over Wim en Mieneke.
Ik ben méér dan benieuwd naar de novelle van Vasalis. Zou Henri Mayer of Boucher niet bereid zijn mij een ‘Geschenk’ te sturen, opdat ik die lezen kan.
10/4/40
Toen ik je gisterenochtend héél in de vroegte schreef, kon ik niet vermoeden, dat het van god verlaten moffentuig weer een nieuwe ellendige smeerlapperij op touw gezet had. Ik was gisteren verder net zoo ter neer geslagen als de dag waarop ze Oostenrijk binnendrongen. Ik deed den heelen dag niets, alleen moest ik 's avonds voor de radio spreken over Nederland als cultuurcentrum. Daarnà zaten we met Van Wijk aan zee. Hij was al even verslagen. Kortom een verbitterde rotdag.
Vandaag een brief van Simon van 25 Maart, zeer vlug dus en een ex van het geschenk, dat er vies uitziet. Maar de novelle van Vasalis is inderdaad excellent met een geheel eigen toon. Voortreffelijk. Ik wou dat je haar wist te bewegen er zoo eenige voor GN te schrijven, dat zou een groote aanwinst zijn!!! Vergeet NIET haar uit mijn naam te porren. Zeg haar dan tevens, met het oog op een eventueele herdruk in een bundel dat een Française nooit ‘fiche-t'en’ zou zeggen, omdat dit geen Fransch is. Ik ben in lang niet zoo in mijn schik geweest met een Nederlandsche novelle. De stemming is prachtig, de toon volmaakt en ze heeft een zéér eigen en treffend woordgebruik.
Van Arthur van Rantwijk een lange en als immer verstandige brief over GN. Ik voel èrg veel voor een reeks litterair-historische documenten, welke Stuif ons voor '41 aangeboden heeft. Hij schijnt veel merkwaardigs te hebben. Wij zijn op dit gebied héél wat armer dan bv. Frankrijk. Maar Arthur voelt er maar bitter weinig voor. Ik vind, hoezeer het mij ook spijten zou, dat zijn mening in dit geval de doorslag moet geven. Zoo ver weg zittende kàn en màg ik niet méér doen dan adviseren. De man ter plaatse moet ten slotte het eindoordeel uitspreken. Arthur doet dit werk voor GN zoo gewetensvol en verstandig, dat ik er niet over denk hem alléén als een soort uitvoerder van mijn wil te beschouwen. Ik kan je niet zeggen hoe blij ik ben, dat jullie nogal te spreken zijn over de ontwikkeling die Piet Dubois vertoont. Ik mag die jongen werkelijk héél graag. Nog niets van Adriaan uit de nieuwe wereld; maar dat kan nog nauw want een brief van hier doet er op zijn allerminst een maand over. Ik ben zéér benieuwd naar zijn eerste indrukken. Ik ontving ook heden de Dec en Jan nos der tijdschriften. Maar nog niet het stuk van Tierooy-wat is je ziel mooi-over de achterhoeksche vos. Het lijkt mij niet dat Jo Tielrooy de ware man is om een tijdschrift te redigeeren. Zijn Januarijnummer, met dat onverteerbare stuk over Racine is maar zwak.
Mijn boekbezit wordt belaagd door een ongelooflijk snel insect; zilvervisch oneigenlijk geheeten, dat door alles héén vreet en een bijzondere voorliefde voor leder aan den dag legt. Gelukkig merkte ik hun bedrijf vóór de schade aanzienlijk was. Nu is alles door onze meid en haar man uitgeklopt en dik onder de flit gezet. Ik vrees, wanneer ik niet iets afdoenders ontdek, dat deze langdurige en hinderlijke bewerking zoowat iederen maand herhaald moet worden. Loof den Heer met snarenspel, dat deze gedierten in het barre noorden onbekend zijn.
Ik verwachtte een zéér dikke post; maar er was juist heel weinig, dit keer! Van allerlei lieden wacht antwoord, zoo van Esser, van Van Eyck, van Eddy; en in het bijzonder van Johan Koning over mijn medewerking aan De Haagsche Courant. Ik zit altijd maar te piekeren over een vermeerdering van mijn inkomsten, doch dat lukt nog niet hard. Koning deed mij bij mijn vertrek wel een ernstige toezegging. Ik hoop maar dat hij daar nu iets definitiefs van kan maken. Ik stuurde indertijd vijf of zes stukken, doch hoorde daar nooit iets over. Dàt is nu werkelijk een van de groote bezwaren van de lange afstand.
Ofschoon het herfst is, was het vandaag erg heet. Ik heb daar nooit last van, maar voor den tijd van het jaar was het iets bijzonders. Heden je art. over Limburg Brouwer ontvangen en gesavoureerd. Ik ben aan het boek langzaam bezig. Het vermaakt me, maar ik kan er niet lang achter elkaar in lezen.
Vandaag kom ik door de drie deelen Dagboek van Arnold Bennett heen. Nogal aardig. Maar welk een fantastische sommen verdienden die modeschrijvers!!! Zoo twee ton per jaar en soms méér! Je weet zeker dat Nini in San Remo zit. Waarom uitgerekend in het dure Italië in plaats van in het goedkope zuid Frankrijk is ons een raadsel; maar mijn schoonzusje zal nooit practisch worden!
11/4/'40
De berichten van hedenochtend luiden iets gunstiger: zware moffenverliezen op zee en de verovering van Drondheim en Bergen door de Engelschen en de Noren. Verder lees ik dat de Zweedsche pers het beschouwt alsof de moffen in een val geloopen zijn. Mocht dat waar blijken! Zeer beklemmend zijn de berichten betreffende ons land. Troepenopeenhopingen aan de grenzen van Groningen en Drenthe. Dat is dus de derde bedreiging. Moge ook die weer voorbij gaan. Maar innerlijk ben en blijf ik bang.
Als je Vasalis spreekt zeg haar dan dat de Hooge Raad van Kenners uitgemaakt heeft, dat er in haar twee zinnen afrikaansch eenige fouten geslopen zijn.
Moet zijn: ek is moeg OM vir julle te loop; dat weglaten van om wordt als een typische hollandisme beschouwd. Verder: maak GAUW jong. Vinnig beteekent inderdaad ook vlug; maar wordt in de hierbedoelde beteekenis en het hiergegeven verband NIET gebruikt. Verder is vet met een v en niet fet met een f en ten slotte moet het niet zijn zoo maër, doch sulke maër beene.
Nu allerbeste, ik beef weer voor jullie allen. Ik hoop spoedig wat van je te vernemen. Hieronder volgt een opgave van de stand der briefwisseling met mateloos veel liefs voor Ant van ons allen, een stevige hand van
geheel je JAN
Laatste brief van jou gedateerd 1 Maart en gemerkt IV bereikte mij 20 Maart '40. Hierin werd gemeld de goede ontvangst van al mijn brieven tot rn met nummer 27 verzonden op 8 Februarij '40. Ik ben dus zonder bericht over de brieven 28 tot en met 42, verzonden volgens onderstaande lijst.
28 - 13 Februarij | |
29 - 23 | |
30 - 27 | met portretten van Krige, Louw |
31 - 27 | over Slauerhoff commissie |
32 - 28 | briefkaart |
33 - 4 Maart | lange brief over ZA litteratuur |
34 - 5 | over Aldewerelt |
35 - 6 | briefkaart |
36 - 12 | |
37 - 12 | briefkaart |
38 - 14 | |
39 - 20 | |
40 - 21 | |
41 - 2 April | |
42 - 11 |
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum