Menno ter Braak
aan
J.M.B. Stolte
Rotterdam, 16 oktober 1929
R'dam, 16 Oct. 1929
Mijn lieve Hanneke,
Voor ik vanavond in den Haag ga spreken (geheel schor, dus zal wel niet zeer fraai zijn!), kan ik je nog juist even schrijven. Ik heb juist ontdekt, dat ik in de drukte van het leven hier de verjaardag van Dick vergeten heb, en heb zoo juist dat schromelijk verzuim hersteld. Daarbij heb ik meteen de afspraak van 26 Oct. nog eens bevestigd. Voorloopig reken ik er dus op, dat we Zaterdag over een week naar Baarn gaan en vandaar door naar Eibergen. De theaterplannen zijn n.l. plotseling weer in een uiterst labiel stadium gekomen, zoodat ik vermoed, dat de opening zeker niet op 26 Oct. zal kunnen zijn.
Ons gesprek van Zondagavond heeft me weer optimistisch gestemd; ik heb dus heusch niet over de eventueele onmogelijkheid van een harmonie tusschen onze gevoelens en standpunten nagedacht! Niet omdat ik er geen tijd voor had; want zooiets houdt je door alles heen toch bezig, maar omdat ik steeds meer ga gelooven, dat tusschen redelijke menschen, die van elkaar houden, een oplossing mogelijk kan zijn, zelfs al zijn die redelijke menschen dan zoo verschillend als een man en een vrouw.
Ik was blij, dat je in ieder geval zoo goed begreep, waarom ik mijn standpunt niet kan opofferen (zoomin als jij het jouwe), dat dit geen gewoon egoïsme is, maar het besef, dat ik voor jou ook niets zou kunnen zijn zonder de vrije ontplooiing van mijn persoonlijkheid. Alles is beter dan beloften, die berusten op een anorganische dwang van de werkelijkheid.
Maar toch: doordring je er steeds meer van, wie en wat je in mij hebt. Een man zonder maatschappelijke principes, en die voor alles vooroordeelen wil ontloopen. Zulke lieden zijn werkelijk heel moeilijk, dat begin je nu ook te merken, nu je langzamerhand in de realiteit van een voortdurend contact met mij bent gekomen. Die moeilijkheden lijken eerst romantisch, maar worden, zijn nu al, voor jou bittere werkelijkheid geworden.
Het eenige (maar dat is ook veel), wat ik kan zeggen, is: ik ben van goeden wille, en ik houd heel veel van je. Daarop moet je het met me wagen, het lijkt niet erg veel, maar misschien blijkt het later meer te zijn, dan het schijnt.
Zaterdag haal ik de eerste trein, als het lukt, morgen moet ik naar Amsterdam.
Dag! Heel veel lange zoenen van jouw
Menno
Groet de familie hartelijk! Hoe is het met Johan? Was hij al in Amsterdam?
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum