Menno ter Braak
aan
J.M.B. Stolte
Rotterdam, 29 januari 1930
R'dam, 29 Jan. 1930
Mijn liefste Hanneke,
Heerlijk, dat je zulke uitvoerige brieven schrijft, en zoo juist over de dingen, waar je mee bezig bent. Want ik begin je langzamerhand toch erg, erg te missen. Zoo iets dringt pas tot je door, als het ‘logeer-idee’ verdwijnt. Toch ben ik buitengewoon blij, dat je schrijft, je laatste restje heimwee overwonnen te hebben, want ik denk, dat ik tegen Maart zelf wel zwak zal worden en je ga vragen, om terug te komen. Maar als je het gevoel hebt, dat je in Parijs thuis bent, en ook in je eigen gedachten, ben ik met jou in gedachten toch vaak in Mont-Parnasse, ook al dreun ik hier mijn lesje af. Zoo juist confereerde ik met Pelster, die ik nauwkeurig over je uiterlijk ondervraagd heb; volgens hem zag je er best uit, maar ik weet nooit, wat ik uit zijn bioscoop-superlatief-jargon moet opmaken. Je zag hem in de Dôme, geloof ik? Over één ding maakte ik me ongerust, n.l. over je ‘gezondheidsgrens’. Doe nu werkelijk niet te veel af, ga geregeld een paar maal vroeg naar bed!! Zul je erom denken? Het zal je misschien in Parijs ietwat huisbakken klinken, maar je moet er toch beslist om denken.
Ik begrijp volkomen, wat je schrijft over mijn werk. Toch geloof ik, dat je het Carnaval gemakkelijk zult begrijpen, als ik je een paar dingen aangeef, die misschien wat al te duister zijn omschreven. Het volgende boek wordt werkelijk romanachtig! Zoo heb ik het tenminste in mijn hoofd. Ik vrees alleen, dat het een beetje op ‘Eva’ zal gaan lijken. Maar enfin! Dat zien we onder het schrijven wel weer.
En verder: je begrijpt mijn werk wel, alleen verschillende uitdrukkingsvormen zijn je misschien nog onduidelijk. Want de grondgedachte ben ik toch zelf, niet in een ander (gelegenheids) costuum, maar ik ben het zelf. En mij begin je toch langzamerhand vrij goed te kennen en te begrijpen, voorzoover dat tusschen individuen mogelijk is.
Natuurlijk beschouw ik je tocht naar Parijs ook niet als een soort panacee (toovermiddel! excuus), om alle moeilijkheden uit den weg te ruimen. Natuurlijk blijven er steeds wrijvingen bestaan over de ongelijktijdigheid van aandoeningen, die nu eenmaal bij de best harmonieerende menschen (gelukkig) blijft voorkomen. Als ik eens ‘afwezig’ ben, zul jij ‘aanwezig’ zijn, en omgekeerd zal het evengoed voorkomen, maar dat durf ik best aan. Ik ben niet bang voor wat huwelijkstraining, tenminste niet met jou. Als je maar begrijpt, hoe wezenlijk mijn werk voor me is, hoezeer je me ook daarin helpen kunt. Dan geloof ik ook niet, dat ik neiging heb, een v.d. Brugh te worden, een studeerkamerfilosoof of een maatschappelijk curiosum. Het grootste verschil tusschen ons is, als ik het goed zie, het verschil van gelijkmatigheid. Ik merk uit je brieven, hoezeer je op stemmingen leeft, veel meer dan ik, maar van dat verschil durf ik de consequenties gerust aanvaarden!
Manhattam Transfer is een lievelingsboek van Henny Marsman; ik heb het niet gelezen, houd me erg aanbevolen voor leezing te zijner tijd! Ik begin juist in ‘Berlin Alexander Platz’ van Döblin, een nieuwe duitsche roman, die uitstekend moet zijn. Verder, Pjotr, heb ik nog een boek voor jou gekocht; zoodra ik het heb zal ik het je sturen. Je zult verbaasd zijn!
Zaterdag is er Liga (Zuiderzee); daarna denk ik eens naar Tiel te gaan, waar ze natuurlijk zitten te vlassen op bijzonderheden over je verdwijnen naar Parijs. Ik zal ze gepaste onwaarheden meedeelen. Misschien kan ik Wim meekrijgen.
En nu, lieve, kleine Pjotr (ben je 't nog?) Heel veel zoenen van jouw
Menno
Ik bezichtig al huizen!
[aantekeningen van J.M.B. Stolte: <Carry van Bruggen> en <Ds in Tiel>]
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum