Johan Huijts
aan
Menno ter Braak

Rotterdam, 25 maart 1928

25 Maart 1928

Beste!

Gezien het feit dat de 9e voorstelling in Adam op 7, hier op 14 April valt, stel ik me voor: aan de leden der afdeelingen in[onleesbaar] te vragen om dit jaar geen twaalf, maar tien voorstellingen te hoeven geven. Wij kunnen aan de eerstvolgende voorstelling een ledenvergadering laten voorafgaan om dit punt af te doen. De reden is dat we anders nog voorstellingen moeten geven in een tijd van het jaar, waarin niemand er meer op gesteld is. Voor arme afdeelingen als Rotterdam er een is, is het wel zuur het grootste deel van het tekort te maken met voorstellingen, die slecht bezocht zullen zijn - en ik twijfel er niet aan, niet buitengewoon goed. Wanneer we nu met de drie [onleesbaar] kunnen is dat al weer een rond program. Dat Germaine Dulac de [onleesbaar] wordt, lijkt me ook artistiek meer dan gewenscht. Van de laatste voorstellingen verwacht ik qua kwaliteit niet veel. Dat is geen kritiek op jullie beleid maar een voorgevoel van onafwendbaarheden, die nu het 9e program ook al blijken te beheerschen.

Wil het voorstel in ernstige overweging nemen. Het is nu nog tijd het met onze leden op een accoordje te gooien!

Met vr gr.

je

Johan Huijts

Origineel: Amsterdam, EYE Film Instituut Nederland

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie