Beeld en spraak
HET verband, dat er bestaat tusschen mystiek en beeldspraak, wijst er op, dat de verhouding der groote mystieken tot de kerkleer ook tweeledig moet zijn. Beeldspraak is een gevaar voor de vastgelegde leer, omdat de leer letterlijk opgevat en opgevolgd wil worden; wie den stap doet van den letter naar het beeld zet de deur open voor misverstand, voor ‘dwalingen’, voor ketterij; herhaaldelijk zijn dan ook werken van mystici op den index geplaatst, omdat zij van heterodoxe thesen werden verdacht. De grenzen tusschen erotiek en religie worden bovendien dikwijls zoo vaag (men denke aan de bruidsmystiek en haar bijzonder verwarrende termen), dat ook iemand zonder scholing op het gebied van dogmatiek en kerkleer het gevaar van de beeldspraak voor de officieele onderscheidingen gemakkelijk aanvoelen kan...Maar anderzijds kan de mystiek gevoegelijk samengaan met de leer; beeldspraak is ook spraak, en de mogelijkheid bestaat dus voortdurend, om de mystieke verheviging van het gevoelsleven te kanaliseeren, vruchtbaar te maken voor het leven óók der andere geloovigen. Zonder woorden is de mystiek,
die altijd haar oorsprong neemt uit een individueele behoefte, hulpeloos en machteloos; en zoodra zij naar de beeldspraak grijpt om zich te uiten, grijpt zij naar taalbeelden van de omgeving, die dóór het gemeenschappelijke van dat taalinstrument macht krijgen over de afzonderlijke individuen. De tegenstelling tusschen mystiek en kerkleer is dus maar zelden onverzoenlijk; de kerk kan tegen mystische eigenzinnigheid tenslotte weinig bezwaar hebben, wanneer het haar gelukt het individueele dienstbaar te maken, de spraak over het beeld te laten triomfeeren.